Hoe kunnen we een atmosfeer creëren waarbij iedereen betrokken is en hier ook verantwoordelijkheid voor draagt…

Het nieuwe schooljaar staat voor de deur. We zijn in de voorbereidingsweek. Er is al druk app verkeer met mijn duo collega. Op welke dagen gaan we samen naar school en welke dingen pakken we aan. Mijn duo collega wil alle stoelen en tafels buiten de klas laten staan en de kinderen de klas laten inrichten. We hebben dit jaar samen een groep 5/6 van 28 kinderen. Dit berichtje op de app zet mij aan het denken. Wil ik dat wel. Lukt dat wel. Ik zie een chaos voor me. Ik denk dat deze klus te groot is voor de kinderen. Hierover hebben we druk app verkeer. Tijdens de eerste voorbereidingsdag gaan we over deze vraag in discussie. Onze Lio stagiaire van dit jaar denkt ook mee. Ik vind de autonomie te groot voor de kinderen. Ik geloof niet in autonomie zonder voorwaarden. Ik word hierin gesterkt door een lezing van Paul Verhaeghe. (zie hiervoor eerste blog) Uiteindelijk komen we overeen dat we de tafeltjes en stoelen buiten de klas laten staan. De kinderen gaan bij binnenkomst eerst met hun maatje praten wat ze nodig hebben om fijn te kunnen werken. Kun je fijn werken in een groepje van vier of toch liever in een groepje van twee of drie. Vind je het fijn om aan het raam te zitten of juist niet. Met wie wil je graag in een tafelgroepje zitten. De kinderen schrijven hun voorkeuren op een memo. Alle memo’s verzamelen we op een groot vel papier. Samen met de kinderen bundelen we alle opmerkingen. Daarna gaan we in kleine groepjes de klas inrichten. Soms leidt dit tot discussie omdat twee groepjes een zelfde plek in gedachten hebben. Om half elf heeft iedereen een plekje waar hij/zij tevreden over is. En in de klas hebben we een vel met voorwaarden die nodig zijn om fijn te kunnen werken. Niet opgesteld door de leerkrachten maar door de leerlingen. De leerkrachten geven zelf ook aan wat zij fijn vinden. Want ook mijn collega en ik horen bij de groep. We zijn nu drie weken verder. De kinderen hebben nog steeds hetzelfde plekje. Ik ben blij dat ik niet klakkeloos ja heb gezegd tegen het stoelenproject. Blij dat we discussie hebben gevoerd. Blij dat we het hebben uitgevoerd. Het heeft mij gesterkt dat het kan wanneer we het samen doen. Op welke gebieden kan dit nog meer…let’s see in usa.

 

Helpt Paul Verhaeghe mij in mijn zoektocht?

Principle 8:

Hoe krijgen we op onze school een sfeer waarbij iedereen verbonden is met de gehele school en er ook verantwoordelijk voor is.

Op onze school gebruiken we al een aantal jaren de hand. Deze hand vertelt ons dat we goed moeten omgaan met:

  1. Onszelf
  2. De ander
  3. De dieren
  4. De natuur
  5. De spullen

Toch besteden we nog veel aandacht middels intervisie, meetings en ervaringsreconstructies om dit goed te kunnen laten verlopen. En dat terwijl onze school welbevinden en betrokkenheid tot groot goed heeft verheven en we boven welbevinden en betrokkenheid, verbondenheid ontzettend belangrijk vinden. Hoe komt het dat we juist op onze school zo moeten knokken om deze werkelijke verbondenheid met elkaar te creëren.

Welke acties hebben we al gedaan:

-We hebben een huis vol gevoelens en axen in de klas gehaald om kinderen met elkaar te laten praten. Wie is er leider, wie is er volger in de groep. Heeft een leider goedgemutste maar misschien ook slechtgemutste kanten. Geldt dit ook voor een volger? Krijgen we kinderen bewust van hun eigen goedgemutste en slechtgemutste kanten?

-We hebben Henk de Visser in huis gehaald. Hij liet treffend zien via een gesloten stroomkring dat een groep elkaar nodig heeft. Heeft één iemand geen contact dan is de verbinding verbroken. We hebben als groep elkaar nodig. Iedereen. Kanamori beschreef het al. Is er één iemand niet gelukkig dan is er niemand gelukkig.

– Ik hebben een lied geschreven op de melodie van ‘Mag ik dan bij jou’ om kinderen attent te maken dat het fijn is dat iedereen bij iemand mag horen. Dat iedereen onderdeel van de groep is.

En toch, toch blijven er veel momenten, teveel momenten dat ik dit niet zie. Hoe komt dit?

In maart 2017 werd ik geraakt door een lezing van Paul Verhaeghe.

http://webcolleges.uva.nl/Mediasite/Play/b7d708cce33c4360b6abf3b741d850a81d

Zijn lezing heet:

Identiteit, autoriteit, onderwijs.

http://paulverhaeghe.psychoanalysis.be/lezingen/PROEF%202%20Kohnstammlezing%202017.pdf

Ik wil graag onderzoeken of zijn theorie mij verder helpt in mijn zoektocht. Ik wil onderzoeken of op scholen in Amerika antwoord wordt gegeven op deze vragen. Want de vraag: Hoe krijgen we op onze school een sfeer waarbij iedereen verbonden is met de gehele school en hier ook verantwoordelijk voor is, is volgens mij vertrekpunt of we goed en fijn onderwijs kunnen geven aan elkaar.

Ik citeer Paul Verhaeghe:

‘De huidige identiteit is het gevolg van neo lioberalisme. Hypercompetitief, up or out. Wij zijn ons werk. Wie geen werk heeft telt niet meer mee. Het individu is alleen bezig met zichzelf, niet met de organisatie. (Hij maakt de metafoor naar een voetbalelftal. Dit zijn 11 ZZP ers) Er is een daling van collegialiteit, een toenemende onzekerheid en toenemend wantrouwen.

Welke woorden worden belangrijk gevonden:

-kennis is menselijk kapitaal,

-leren is een lange termijn investering

De keerzijde hoor ik op de basisschool.

LOSER

Er zijn drie fundamenteel foute uitgangspunten volgens Verhaeghe.

  • Het idee dat het kind van nature de juiste waarden en normen zal eigen maken. (Dit klopt niet. Het kind neemt de ethiek van zijn omgeving over.)
  • De hoop dat een school waardevrij kan zijn is een illusie en bovendien een gevaarlijke. (Het doorgeven van een visie door school is geen overbodige luxe)
  • Autoriteit is overbodig, dat kinderen spontaan zichzelf beperken.

 

Willen we een werkzame oplossing dan moeten we het probleem begrijpen.

Autoriteit en identiteit komen hier samen. Ik besta slechts in de relatie met de andere.

 

Andere geslacht

Andere gelijke

Andere die boven mij staat (autoriteit)

Andere die ikzelf ben.

Wat is autoriteit: Het regelen van de verghouding tussen mensen op grond van een vrijwillige onderwerping gebaseerd op interne dwang.

 

Een andere manier van autoriteit is macht. Er is dan sprake van externe onderwerping en externe dwang.

Na de jaren zeventig komt er een periode van aarzelende ouders die hun kinderen nog nauwelijks durven te begrenzen. Het is belangrijk om vanuit begrenzing door te kunnen groeien naar autonomie. De aarzeling van de ouders in de jaren zeventig heeft zijn vervolg gekregen in de handelingsverlegenheid van de leerkracht. Of: Effect op spectaculaire stijging van kinderen met een stoornis. Lukt niet, gaan naar de medicijnen.

We moeten het probleem reduceren tot individuele stoornissen of tot gebrek aan kennis van oudere/leerkracht.

Wat is de oplossing: We moeten de oude autoriteit herstellen. Of zoeken naar een nieuwe vorm van autoriteit. Wanneer we hier voor kiezen zijn we verplicht om na te denken over een andere gezagsstructuur

 

Het antwoord luidt: De groep zal zelf het antwoord moeten vinden.

De nieuwe autoriteit start vanuit de grond. Zij maken zelf deel uit van de grond waaruit ze geloven.

“Ik heb het niet meer zo begrepen op de democratie van een vijfjarige”.

Volwassenen die naast elkaar staan in plaat van hiërarchisch. Maar volwassenen die hiërarchisch wel boven de kinderen staan.

Het doel ligt nooit bij een onmiddellijke onderwerping zoals bij macht. Het ligt bij vrije wil.’

 

Tot zover Paul Verhaeghe. Ik wil graag met mijn maatje in Amerika, met mijn team, met de scholen die ik in Amerika bezoek op zoek naar antwoord op deze vraag. Volgens mij moet een helder antwoord mij ook antwoord geven om principle acht goed uit te dragen.

 

Sjaak van Moorsel