Voor haar 9e verjaardag heeft onze dochter een bakset gekregen voor het maken van cup cakes. Al 3 dagen gaat het erover, ze wil cup cakes maken. “Ja, zondag, want we moeten eerst nog boodschappen doen”, zeggen we. Op zaterdag is ze zelf vast aan de slag gegaan met de voorbereidingen: het boodschappenlijstje. Op het pak staan de benodigdheden en ze noteert ze op een papiertje. ’s Zondags wil ze mee naar de supermarkt met mij. Heeft haar eigen kar en laadt alles in wat er op haar lijstje staat. Eenmaal thuis wil ze meteen gaan beginnen, maar wij zijn nog met andere dingen bezig, ze moet nog even wachten, maar dat wil ze niet. “Begin dan zelf maar vast”. En ze start, helemaal zelfstandig. Eigenaarschap noemen ze dat. Project-time, maar dan thuis.
Onze zoon komt even later de keuken in. Hij wil meedoen, maar zegt: “ik kan dat niet”. Waarop ik zeg: “je kan dat NOG niet”. Dochter moet 200 gram suiker hebben en komt aan
met een maatbeker. “Is dit 200 gram?”, vraagt ze. Onze zoon: “Dat zijn milliliters, je moet voor gram een weegschaal hebben.” Die staat hoog, dus ik geef hem even aan. En ja, ze gaan verder, samen. Einde van de middag staat er een rekje vol met cup cakes op tafel. Het enige wat ik gedaan heb is de oven aangezet en de weegschaal aangegeven.
Maar hoe zou ik dit gedaan hebben in een klas vol met kinderen? 25- 30 kinderen tegelijkertijd. Ik ben coördinator van de “vakgroep thematisch” en we gaan op school steeds meer met projecten werken, project-time in Berghem. Het staat nog in de kinderschoenen en ons team is nog aan het zoeken naar hoe dat vorm te geven, zodanig dat alle kinderen betekenisvol bezig zijn en een bijdrage kunnen hebben.
Ik ga op de CES scholen met name kijken naar dat stuk van het onderwijs, project-time. Ik hoop/verwacht dat ik na de studiereis antwoord heb op de vraag over hoe je dat aanpakt met een klas vol kinderen.