Parker High

De kers op de taart. Hier leek alles bij elkaar te komen. De school ademt de CES principes. Niet alleen letterlijk zichtbaar hangend in de school, maar overal voelbaar. 



Deze inspirerende reis zit er helaas op, maar eigenlijk begint het nu pas. Ons eigen proces op school gaat nu beginnen. Laten we als CES reizigers elkaar en anderen blijven inspireren!

Antwoord op mijn vraag

Op donderdag en vrijdag zijn we op bezoek geweest op scholen in en rond Boston. Het waren weer twee inspirerende dagen.

Op beide scholen heb ik gebruik van ICT (of IT zoals ze dat in het Engels noemen) in het onderwijs kunnen bekijken. Beide scholen hadden verschillende laptopkarren. Op Parker, hadden naar mijn idee, alle leerlingen een laptop ter beschikking, dan wel van thuis, dan wel van school. Parkerschool is dan wel een zogenaamde Middle-school waar kinderen van 11 tot 17 op zitten. Dat is natuurlijk een andere situatie dan op de overige scholen voor primairy education. Maar zeker interessant om te zien. Je ziet het startniveau van de leerlingen die in het voorgezet onderwijs beginnen. Wat moeten leerlingen bij de start van het voortgezet onderwijs kunnen?

Leerlingen gebruiken allerlei tools door elkaar. Op mijn vraag aan een leerling of ze zelf mochten weten of ze Google docs of Microsoft Office gebruikten, werd positief geantwoord: ‘whatever suites you well.’ Als ze het maar digitaal kunnen delen met de leerkracht. Maar graag ook een ‘hard copy’. Dat kijkt makkelijker na, de digitale versie is voor het archief. Het kost de leerkracht wel veel tijd om te checken of al het digitale werk juist is gedeeld en of het geopend kan worden. Één van de voordelen om te kiezen voor een bepaalde standaard, lijkt mij. Ik denk even na over het effect van het inperken van die keuzevrijheid. Beknop je dan niet de creativiteit en vindingrijkheid van de leerlingen? Misschien, maar dat doe je ook door een hardcopy te vragen.

Op de Mission Hill werkte een leerkracht met Google Classroom. Een virtuele omgeving waar kinderen werk plannen, organiseren, soms maken en evalueren. Een mooi voorbeeld was de leerkracht die zijn leerlingen een stelopdracht gaf via Google Classroom. De leerkracht zat in een ‘luie opa-stoel’ met zijn laptopje en de kinderen verstuurden hun werk naar hem. Hij gaf meteen commentaar in de kantlijn (opmerking) en stuurde het terug. Dat zag er gaaf en interactief uit, maar omdat ze allemaal hetzelfde werkje aan het doen waren in hetzelfde lokaal vond ik het niet echt een meerwaarde. Wanneer de leerlingen in een schrift werken en de leerkracht loopt rond en schrijft zijn opmerkingen erbij is dit in principe hetzelfde. Interessanter wordt het als kinderen meerdere taken op een dag moeten maken en dit zelf moeten plannen en digitaal moeten organiseren. Ze hoeven dan niet noodzakelijk allemaal bij elkaar in een groep te zitten en de leerkracht kan hen toch (eventueel live) ondersteunen en voorzien van feedback. Welke opdracht ze ook aan het maken zijn en waar ze ook zitten.
Ze noemen zo’n omgeving een digitale leer- werkomgeving. Toch is zo’n digitaal lesje van digitaal werk maken, digitaal versturen en digitaal feedback ontvangen een mooie eerst stap om zo’n systeem in al zijn facetten te implementeren. Veel Nederlandse collega’s vroegen mij of wij ook zo iets hadden. En ja, wij starten toevallig de komende periode met een Pilot op de Wizzert. Fijn om te zien dat er enthousiasme voor is onder de Nederlandse leerkrachten.

Dit projectmatig onderwijs heb ik op de andere scholen ook gezien. We gaan allemaal samen met een PC of laptop zitten, bezoeken allemaal dezelfde website en klikken allemaal dezelfde link aan. En dan wachten we even op elkaar.
Ander voorbeeld: we oefenen vandaag allemaal met dit presentatieprogramma. De leerkracht legt de knoppen uit. Verzin maar een leuk onderwerp en kijk of  je er iets moois van kunt maken. Dat is geen geïntegreerd onderwijs. Mijn mening is dat, als je dan toch bezig bent over evolutie, dan gaat de presentatie daarover. Of je nu kiest voor de filosofische vraag: ‘is de toekomst vastgesteld?’ of je werkt over fossielen, die kennis ga je omzetten in een presentatie. De knoppen leren de leerlingen wel van elkaar, is mijn ervaring.

20171027_101945

ICT als apart vak, dat heb ik regelmatig gezien. Op onze Nederlandse scholen is het ook nog geen geïntegreerd onderdeel, maar we zijn op de goede weg.

Mijn leervraag was, dat als je een bewuste keuze maakt om ICT uit je onderwijs te laten, hoe ontwikkel je dan je zogenaamde 21ste vaardigheden?

21ste vaardigheden

Als ik dan kijk naar de elf afzonderlijke factoren die door Kennisnet en SLO genoemd worden, dan worden 4 van de 11 onderdelen minder belangrijk gevonden. Van 7 van de 11 vaardigheden echter, hebben we meerdere mooie voorbeelden mogen aanschouwen. Denk aan probleem oplossend werken, goede communicatievaardigheden en creatief denken. Dus ondanks het gebrek aan inzet van ICT middelen en daaraan gerelateerde vaardigheden, kunnen we toch concluderen dat de scholen die wij hebben bezocht hun 21ste vaardigheden ruimschoots op orde hebben.

21ste vaardigheden USA

 

 

 

Hoe puzzelstukjes in elkaar vallen

De vierde school op de vijfde dag van de schoolbezoeken. Vandaag bezochten we de Francis W. Parker School. Een school voor voortgezet onderwijs. Al heel vroeg zouden we vertrekken, maar omdat de chauffeur van de bus vertraging had, werd het toch wat later. Het was erg mooi om een keer buiten de grote stad te zijn. Een prachtige route, met schitterende herfstkleuren, typisch Amerikaans landschap en de landhuizen zoals je die kent van de tv-series, leidde ons naar de school. Daar aangekomen werden we ontvangen en startte het programma. Alles was pico bello georganiseerd en dat bleek niet alleen betrekking te hebben op de catering en het dagprogramma, maar ook op de school zelf. Wat heb ik genoten van de sfeer in de school en de wijze waarop de interactie tussen de leerkrachten en de leerlingen verliep. De CES principes waren allemaal zo ontzettend zichtbaar. Niet eentje, maar allemaal. Toen we ze tussen de middag met elkaar bespraken, werden ze allemaal genoemd. Dat verklaart ook meteen de titel van dit stukje. Het meest opvallend vond ik de volgende aspecten:
– Er was zoveel respect van iedereen, voor iedereen en elke bijdrage werd gewaardeerd en expliciet benoemd. De leerkracht kreeg voor de les een hug van alle kinderen. Er werd geen kind uitgelachen of onheus bejegend dat afwijkend gedrag vertoonde. (principe 10)
– Er was een check-in (hoe zit je er vandaag bij) en er werd uitgegaan van wat je kunt (Everyone has the ability to do this. I know you can!). (principes 7 en 9)
– Er werd gewerkt met prachtige portfolio’s met duidelijke, eenduidige rubrics. Daardoor was het heel duidelijk welke doelen (hoewel voor elke leerling in een eigen tempo) er waren (principe 3) en werd het eigenaarschap van leerlingen zo helder. (principe 4)
– Leerlingen werden voortdurend uitgedaagd om na te denken. De leerkracht stelde vragen of gaf opdrachten met heel veel ruimte om diepgang te bereiken. Of moet ik zeggen geen ruimte om niet tot diepgang te komen? Veelal waren dit vragen die een beroep deden op het hogere orde denken. (principe 1)
– Tijdens de les over ‘effort’ ging in feite de gehele les over dit begrip. Er waren schitterende werkvormen en er was volop gelegenheid voor interactie en reflectie. Wat een les! En dat over één woord! (principes 2 en 5)
– Er zijn voldoende leerkrachten op de school. De school kiest er bewust voor om minder vakken te geven, waardoor daarop bezuinigd wordt en er geld overblijft om voldoende leerkrachten in de groepen te plaatsen of de groepen klein te houden. (principe 6)

Al met al vond ik het vandaag prachtig. Wat een gelukkige kinderen. En wat een gevoel van community met toch een flink aantal kinderen (zo’n 30%) met special needs. Wat een mooi onderwijs.

Wat ik in elk geval mee wil nemen naar mijn scholen is de growth mindset. Werken aan die growth mindset. Dát brengt kinderen maximaal tot ontwikkeling. Op ’t Ravelijn werken wij al met het gedachtegoed van Carol Dweck. Geweldig! Dat kan en mag nog meer. Op Uilenspiegel wordt al gewerkt met een groot aantal aspecten die mooi aansluiten op de 10 principes. Super! Ook dat mag meer.

Een hoop inspiratie op gedaan en zin om eraan te beginnen. Meteen volgende week!

 

 

 

 

Het kind centraal (2)

In een van mijn eerdere blogs ging het over een leerling van mijn school, een kind waar ik een MDO voor had aangevraagd. Het ging om een kind met een cognitieve uitdaging en tijdens het MDO was de vraag of we voor regulier of speciaal onderwijs zouden gaan. Hoewel speciaal onderwijs meer voor de hand lag, wilde ik regulier, ouders ook, omdat het kind zoveel meer is dan de cognitieve mogelijkheden. Toen ik dat eerste blog schreef twijfelde ik nog over wat ik wilde en wat het beste was, het was voor mijn reis naar de USA, nu niet meer. Ik ben blij met die keuze die ik toen maakte. Ik zie hier namelijk kinderen op school lopen die echt een grotere uitdaging aangaan dan het kind waar ik het over heb. Het inclusief onderwijs gaat hier verder dan ons passend onderwijs en het werkt. Wel een ander systeem, andere middelen, maar de visie is hetzelfde zoals die binnen mijn team geldt: Elk kind hoort erbij. Elk kind doet mee, met alles wat het moeilijk vindt, maar vooral kijkend naar wat goed gaat. Niet alleen kijken naar kinderen, maar ze echt zien, dat is een van de krachten op mijn school. En daar ben ik verrekte trots op!

Dat erbij horen dat is vaak wat de kinderen zelf aangeven als ik voor een overleg met ze praat. Ze willen meedoen, onderdeel zijn van de groep en vinden het vaak vervelend als ze de klas uit worden gehaald door een zzp’er, dan zijn ze de uitzondering. Leerkrachten geven aan dat al die zzp’ers op verschillende tijden komen en dat dat niet altijd prettig is voor de organisatie. Hier in Amerika is er de hele dag iemand in de klas die specifiek is opgeleid voor “special needs”. Niemand wordt uit de klas gehaald. Iedereen wordt in de klas geholpen. Geen uitzondering, geen nadruk op wat niet lukt, maar erbij horen. Meedoen.

Gedachten spoken door mijn hoofd: Zouden al die zzp uren niet gebundeld kunnen worden en 1 zzp’er gewoon bij de school hoort, de klassen ingaat en kinderen daar helpt? Meer zoals dit Amerikaanse model, handen in de klas. Kunnen wij daar SAAM niet een weg in gaan zoeken? En wat kan ik zelf? Ik kan de arrangementen zo aan gaan vragen dat de transfer naar de klas sneller plaatsvindt en de zzp’er daardoor extra handen in de klas biedt. Niet alleen de leerling met een uitdaging bedienen, maar iedereen, inclusief de leerkracht, inclusief de ouders en inclusief ondergetekende.

Onderwijsdier in mij

In de afgelopen twee dagen heb ik Elementry scholen mogen bezoeken in twee verschillende delen van New York. Beide scholen hadden een zeer diverse populatie. Opvallend was de fijne sfeer van respect en vertrouwen binnen de beide scholen. Daarnaast viel me de ambitie van en gedrevenheid van de leerkrachten op.

Bij het opstellen van mijn leervragen ben ik natuurlijk vanuit het oogpunt van onderwijs met ICT  uitgegaan. Hoe is ICT en de bijbehorende vaardigheden geïntegreerd in het onderwijs? Ook vroeg ik mij af of ICT kan ondersteunen bij het volgen van persoonlijke leerroutes van leerlingen, één van de CES principes.

Laat ik, voordat ik me toespits op het ICT verhaal, eerst zeggen dat ik met volle teugen geniet van de onderwijsdieren die op deze dagen door de scholen bewegen. Zowel de Nederlandse als de Amerikaanse. Want ik geloof niet in ICT als een apart onderdeel naast het lesgeven. Ik geloof dat je een heel duidelijk beeld moet hebben van je onderwijs en dan kun je kijken hoe ICT je kan ondersteunen en verrijken. En daarom is deze reis een prachtig instrument om het onderwijsdier in mij weer te activeren. Ik voel me betrokken en kan hele goede gesprekken met collega’s onderhouden. Om mijn collega’s te kunnen adviseren, enthousiasmeren en ondersteunen, moet je weten op welke manier zij willen werken, welke doelen zij nastreven. En daarom is het bezoek met deze groep collega’s al pure leerwinst voor mezelf, ongeacht of mijn ICT-leervragen beantwoord zullen worden.

Op de scholen heb ik weinig gebruik van ICT gezien. Ik heb nog te weinig met leerkrachten kunnen spreken om te bepalen of dit een bewuste keuze is, of dat deze stap nog gezet moet worden. Want tegen mijn verwachting in heb ik toch de behoorlijk wat ICT-middelen gezien. Zo zijn er interactieve digiborden in bijna alle lokalen. De borden hangen echter vol met geschreven posters en de bijbehorende interactieve pennen heb ik niet kunnen vinden. Het wordt dus gebruikt als een projectiescherm als het bord tenminste vrij is van alle leermiddelen die erop zijn geplakt.

digibord.png

Één van de redenen om ICT te gebruiken in je lessen is het verhogen van de betrokkenheid.  En voor leerlingen die allemaal in de miljoenenstad New York wonen, waar alles ‘hugh and big’ is, is de wereld voor de kinderen daar, naar mijn idee klein. Op een school zag ik projecten over landbouw, oude Egyptenaren, en de Titanic. Hoe mooi is het om de wereld in de klas te halen door het gebruik van je digibord? Je kan in 3D via Google Earth op de bodem van de Atlantische oceaan door de Titanic dwalen!

Ook heb ik in beide scholen gevraagd hoeveel computers er ter beschikking waren. Voor beide scholen was dat zo’n 30 stuks, op ongeveer 250 leerlingen. Dat is met één werkplek op 8 leerlingen minder dan het gemiddelde bij OOG, zo’n 1 werkplek op 4 leerlingen (van SKBO weet ik het niet precies), maar toch meer als ik dacht. Wat me opviel is dat alles van het merk Apple was. Verrassend, want je koopt vaak drie andere divices, voor één Apple apparaat. Zeker als je ze weinig inzet is dat financieel niet efficiënt.

Op de vraag van een collega waarom we zo weinig technologie zien op de scholen werd een beetje een ontwijkend antwoord gegeven. Aan mij de taak om morgen in de gesprekken en workshops met de leerkrachten duidelijk te krijgen hoe zij daar tegenaan kijken. Ik ben benieuwd.

 

Jip, Janneke en Jeuk

In dezelfde aflevering van Pauw! waarin onze twee nieuwe nationale helden Jan en Thijs met ontembare strijdlust voor de zoveelste keer in Jip en Janneke taal hun boodschap duidelijk maakten, was ook een andere ‘topic’ aan de orde: jeukwoorden.  De eerste associatie die een leerkracht heeft met ‘jeuk’  zal vaak hoofdluis zijn.  Nadat juffrouw Bouma het voor mij semantiseerde werd mijn woordenschat op dat moment met een nieuw woord uitgebreid en omdat ik dit woord direct heel goed kon verankeren aan mijn netwerk van reeds gekende woorden hoefde ik geen moeite te doen om dit woord te consolideren. Bovendien is de woordleerstrategie duidelijk: kijk goed naar het woord zelf en verdeel het in gekende stukjes; woorden waar je jeuk van krijgt.  In de klas werken ‘jeukwoorden’ niet.  Zonder Jip & Janneke taal hebben we namelijk lege wisbordjes, paniek in de tent en een hele volle ‘hulpbak’.

Jeukwoorden schijnen met name te worden bedacht en gebezigd op kantoren.  En daar zijn de onderwijskantoren en de florerende aan onderwijs verwante industrieën met een winstoogmerk geen uitzondering op.  Om maar eens wat te noemen; profileren, reflecteren, 21centuryskills, standupmeetings,  duurzame inzetbaarheid, roeping,  passend onderwijs, factsheets, kernwaarden,  kernconcepten, motto’s, missies en visie…. vooral veel visie.

Hoe ironisch… ‘visie ’valt in de categorie ‘olifant’woorden,  want als niet-klankzuiver woord zullen veel kinderen tot en met groep 5 dit woord dus met twee keer een tweetekenklank schrijven: viesie of viezie.   Nu we toch met taal bezig zijn creëer ik graag een rijke leeromgeving:  weten jullie wat deze spreekwoorden betekenen:  als een olifant door de porseleinkast…  of van een mug een olifant…. Van muggen krijg je trouwens ook heel veel jeuk.    Tijd voor een energizer tussendoor:  Hoe krijg je een olifant in een koelkast….?   Niet… want dat is niet zijn comfortzone.
‘Visie’ de klas inbrengen graag! Maar dan in de vorm van vervanging van een afgeschreven digibord dat de leerkracht doet snakken naar krijtjes, om kinderen wél een verre blik op de wereld te kunnen geven.

bigstock-strong-mouse-6486693

Oke, oke, ik draaf door, want zonder mijn contaclenzen zie ik ook niet scherp. Het is daarom goed dat ik van tijd tot tijd mijn ogen even laat controleren door een deskundige die me vraagt waar ik de cirkel  het scherpst zie; op rood of groen?  Waar draait ’t om?  De allermooiste visie output vind ik dan toch wel  ‘Het Kind Centraal’.    Oh……………
die kende u al?   Dit moet toch echt vast ooit met veel Eureka-gevoel bedacht zijn op een kantoor. Op kantoor verblijven doorgaans géén kinderen!  Tenzij een kind daar door gedragsproblemen even moet worden geparkeerd voor een time-out / cooling-down  omdat dat kind ons mooie credo in de klas zelf iets té letterlijk nam. Egocentrisme blijkt namelijk een kwaliteit die veel van onze 21stcentury-kids al uitstekend beheersen.  De meeste kinderen verblijven in één klaslokaal met een stuk of 27 tegelijk. Maar hoe zet je in hemelsnaam toch 27 youngsters in dezelfde tijd en ruimte centraal???  Onder ‘centraal -staan’ versta ik één in het middelpunt en de rest daar om heen.  Net zoals de zon alle planeten in beweging houdt en in hun eigen baan laat draaien én schijnen.
Vertaling naar een mooie nieuwe visie voor kantoor is snel gemaakt toch. 😉

Iedereen die de aantrekkingskracht voelt om zo’n 27 satellietjes met elk een eigen gebruiksaanwijzing draaiende te houden,  zonder dat ze daarbij uit de baan vliegen heeft geen dure kantoortaal of mooie ópdrachten in schoolgidsen nodig. Die mens stelt zich al decennia lang élke dag,  in dienst van dat kind,  van nature de vragen:
– hoe zorg ik dat mijn groep het fijn heeft
– wat willen (we) onze kinderen leren?
– hoe doen we dat?
– hoe zie ik dat terug?
– is de dag nu alweer voorbij !?

De antwoorden weet hij of zij meestal zelf ook al. Wat hij wel nodig heeft is de brandstof om zijn passie te blijven laten vlammen,  want hij of zij is niet zelfvoorzienend.  De beste motoren komen niet ver op een lege tank.  Wat zou het fijn zijn als het kantoor dan ook een soort fuelstation zou kunnen zijn, compleet met goede coffeecorner, onder de vlag:  Wij tanken met U mee!  (let wel: wij tanken u vol  of meer kilometers voor minder geld  is in deze geen goede bedrijfspolicy).

Nog één woord waar ik eerlijk beken… tot nog niet zolang geleden jeuk van kreeg is het ‘CES-woord’… En nu zit ik hier op de site als CES-reiziger te bloggen.  Dat is nogal een contradictie.  Ik heb namelijk geen ‘CES’ nodig in mijn klas vond ik.  We zijn al een Daltonschool en aan de kapstok Verantwoordelijkheid, Zelfstandigheid, Samenwerking, Effectiviteit en Reflectie kan ik mijn prima passende jas al netjes kwijt. En ook de Ces-principes zijn dan weinig nieuws onder de zon.  En toch ga ik nu mee….   Waarom zo ver weg…..?   Dat begin ik nu ook te begrijpen: even weg uit mijn eigen beperkende mindbubble.  Vooral geïnspireerd door Polderhof- en SKBO-collega’s die me voorgingen, die in hún klassen zich dezelfde vragen stellen als ik en toch zó onder de indruk terugkwamen.  Ik word er altijd blij, trots en zelfs ontroerd van om collega’s aan het werk te mogen zien; wat zij doen, doe ik (dat) ook!?  Vanuit het hart voor hun groep bezig met het realiseren van mooi en goed onderwijs.  Het houdt je een spiegel voor van je eigen leerkrachtgedrag.  Hoe mooi de kans te krijgen om mensen 6000 km verder met dezelfde intenties te treffen. En nu zonder ironie, ik weet best dat iedereen bij SPIEKSAAMBAAS  diezelfde intenties heeft.  En dat we samen trots zijn  op dit vak!  Nog nooit heeft de trots van de leerkracht zo geklonken als in deze nationale onderwijsweek.
Laat ik het woord JEUK dan maar ook een nieuwe betekenis verlenen: Je Eigen Unieke Kracht.  “En…” zei Jip tegen Janneke: “Je mag soms best even krabben”

 

ikbenlekkerstout

EvL 17/10/08

Gavin James- Boxes

6 0ktober 2017, AFAS Amsterdam, manlief, ik en Gavin James (en 5998 anderen, maar die negeren we even). We stonden vrij ver vooraan te genieten van zijn muziek en het plezier wat de muzikant uitstraalde. Topavond! Genieten!

Hij introduceert een nieuw nummer van hem: boxes. Het gaat over het conflict over verwachtingen van school en de passie die hij voelde in het gitaar spelen. Hij wilde iets anders nastreven dan schoolresultaten, maar er werd gezegd dat je met gitaar spelen niks kan als je groot bent, dus stop met dromen, ga nu maar leren, dan kun je later naar de universiteit. Inmiddels staat het AFAS vol, uitverkocht. (Dikke boterham mee verdiend zou ik zeggen: 6000x 30 euro). Gavin vervolgt: “Je past niet allemaal in een hokje (box) en volg je talent. Dus als ooit iemand tegen je zegt dat je niet moet doen wat je wilt doen: tell them to go F# theirselves”. En hij begint te spelen…

Het 1e couplet: “I went to the wrong school, wearing the wrong shoes. That don’t mean that I should sit down and just bite my tongue”.

En het refrein: “Don’t wake me up, if you’re only gonna tell me to give it up. Than say everything I do is never enough, cause you’re lying through your teeth. We don’t fit into your boxes, we’re all different underneath. Don’t wake me up”.

Ineens dacht ik: ik ga eens een stukje filmen. Met mijn hand op de microfoon, dus het geluid is niet best, maar hey… stonden we vooraan of niet!

Liedje klaar. Mooie melodie, catchy nummer en prachtige tekst. En ik begin te malen: Talentontwikkeling op school! JA! GRAAG! Maar hoe dan te voldoen aan het curriculum/ kerndoelen en jeetje: de organisatie.

Hoe vind ik die balans tussen wat moet en wat kan? Is dat wel in een visie weg te zetten? Moet dan het hele onderwijssysteem niet op zijn kop? Want werken we inderdaad aan talenten als we blijven trekken aan kinderen met een V/ V- score, IHP’tje en hiaten dichten? Een kind met rekenproblemen nu, wordt later vast geen wiskundige. Die gaat iets anders doen w.b. werk lijkt me. En als we als Nederland zijnde in de kenniseconomie mee willen blijven draaien, dan moeten we toch juist hetgeen waar kinderen excellent in zijn stimuleren? Niet in hiaten vullen, toch? Talent is een kwestie van aanleg en stimulatie daarvan. Aanleg geef je als juf/ meester niet mee, maar stimuleren kunnen we wel.

Kinderen in hun kracht zetten, niet de focus op wat niet lukt, maar juist wat wel goed gaat en van daaruit verder. Bouwen vanuit succes, passie, (en de toverwoorden van tegenwoordig:) betrokkenheid en eigenaarschap. Mooie woorden, maar HOE DAN? Hoe vind je het talent van elk kind? Hoe geef je dat dan vorm? In middelen en tijd? En kan dat in ons huidige onderwijssysteem met minimumnormen? Hoe doen ze dat op de CES-scholen, talent vinden en dat stimuleren? En andere doelen dus ook los durven en kunnen laten? Ook, of misschien wel juist, bij kleine Gavin James-jes. Of hij kon rekenen of spellen weet ik niet, maar gitaar spelen en zingen in ieder geval wel. En eerlijk is eerlijk: ik zat netjes op de universiteit, maar ik wed dat zijn boterham dikker is dan de mijne.

Ps. een ander iemand heeft ook gefimd in het AFAS. Ook dit liedje staat op YouTube. Veel beter van geluidskwaliteit, aangenamer om naar te luisteren. Maarrrr, hij zat/ stond veeeeel verder weg dan wij. Dat dan weer wel.

Meneer Leo, speel eens wat voor mij? (3)

Introductie is niet nodig. Meneer Leo, wereldberoemd in Oss, Uden en omstreken.  Meneer Leo uit de krant! Onze Meneer Leo!   Een bijzondere eer viel mijn groep ten deel. De allerlaatste muziekles die Meneer Leo in zijn onderwijscarrière gaf.  Ik was erbij!!   Wat een geluksmomentje…   nog één keer fijn samen canon zingen met een klein brokje in mijn keel.

Vrijdag vieren we op gepaste wijze  de start van het pensioen van onze lievelingsmeester en lievelingscollega. Wat was het een luxe om al die jaren een half uurtje een ‘break van de week’ te hebben als meneer Leo als vakdocent het roer even overnam in de klas. Tussen rekenen, begrijpend lezen, weektaken en geschiedenis mag er eventjes worden ontspannen, bewogen, met luide stem gezongen en op tafel getrommeld. Blijmoedig en zonder gêne durven 4 tot 12 jarigen zich over te geven aan Leo’s aanstekelijke ritmes en enthousiaste bewegingen.  Allemaal vertrouwd bij Meneer Leo want acht jaar lang de constante factor  tijdens de hele basisschooltijd.  Dol op Leo en dol door Leo laat hij na de les een dolle boel achter die dan weer zo snel mogelijk terug ‘in het gareel’ moet worden gekregen voor een volgende instructie van een leerdoel dat binnenkort ‘gemeten’ gaat worden.  Want meten is weten en waar de meetresultaten onder de meetlat liggen gaan we de boel oppompen….   Waar de (na)druk toeneemt, duwt het iets anders aan de kant.   Ik hoor regelmatig collega’s zeggen dat door veranderingen in roosters en de nadruk op de cognitieve prestatievakken de zogenaamde doe-vakken er nog maar bekaaid vanaf komen. Ik zij er zelf ook een van, die regelmatig tot de conclusie komt dat het tekenen, knutselen, techniek of drama leuk staat beschreven in de schoolgids maar in de klas ondergesneeuwd raakt in de tijdsdruk die 23 uur effectief te besteden lestijd per week geeft om alles in te proppen wat wenselijk is. En ik kan u vertellen, er sneuvelt bij mij geen enkele les rekenen, spellen of begrijpend lezen. U snapt wel waarom.   Nu we bezig zijn met een pilot projectmatig werken zie ik bij ons op school zelfs dat gymlessen  beginnen te sneuvelen!   Less is more… depth over coverage?  Maar hoe we die keuze moeten maken……?    Ten koste van wat?

In het geven van rekenlessen ben ik inmiddels expert.  Ook in een begrijpend leesles kan ik de meest actuele didactische vaardigheden toepassen.   Een spellingles voorbereiden…  nee dat hoef ik niet meer. Maar die ‘doelessen’….. of het nou gym is,  techniek of handvaardigheid…. daar moet ik toch echt wél  even voor gaan zitten. Idee bedenken (of jatten van Pinterest)… spullen verzamelen (op school in het rommelhok of nog even gauw naar de Action),  materialen klaarzetten,  nadenken over de organisatie om de les zonder chaos te laten verlopen.   Oh ik kom er wel uit hoor!  Ik ben immers zo allround dat ik net zo makkelijk snotneuzen van mamamissers poets, schreeuwende kinderen kan negeren, uitstekend trends analyseer,  als dat ik een VO-advies verstrek of hondenpoep van de stoelpoten poets.   Maar voor zulke lessen staat tegenover de eigenlijke lestijd vaak een dubbele tijd aan voorpret….

Ai… die heb ik nou juist niet want ons continurooster blijkt na schooltijd  ook continu gevuld te zijn met andere zaken… dus worden deze vakken afhankelijk van het vrijwilligerswerk van de leerkracht die zo graag ook nog iets leuks wil doen met zijn klas?   Die ‘doevakken’ zijn eigenlijk allemaal een vak apart. Wat zou een ‘vak’docent wel niet kunnen betekenen die al zijn inspiratie en inzet daaraan kan besteden.  Maar met Meneer Leo verlaat Dé Vakdocent ons onderwijs.   Het voelt ergens een beetje of ik nu helemaal op eigen benen moet gaan staan.  Ik moet het echt helemaal zelf doen.  Ik ben geen vakdocent en schud het niet zo uit mijn mouw, maar ik ga  proberen er wat van te maken…..beetje drama, beetje muziek…met als enige lesdoel:  een dolle boel!!  Ik wil er zo voor gaan waken dat dat half uurtje in de week dat nu vrijkomt doordat Meneer Leo er geen patent meer op heeft wordt opgeslokt door het cognitieve prestatiemonster.  Hopelijk word ik in Amerika gesterkt in mijn voornemen om het straks na de herfstvakantie ook écht te gaan doen want dit onderwijs heeft Meneer Leo’s nodig!

Daarom Leo, zetten we jou vrijdag nog een keer in het zonnetje dat jij voor ons was!
Meneer Leo… zo ontzettend bedankt voor je tomeloze inspiratie.

Of in de lieve kinderlijke bewoording waarmee mijn groep vanmiddag meneer Leo uitzong:  ‘Houdoe en bedankt… olé olé’

Bestand 04-10-17 00 21 41

 

Hoe mediawijs is Enzo Knol?

Al een tijdje probeer ik voor mezelf concreet te maken wat ik wil leren op onze studiereis naar de CES scholen in de Verenigde Staten.

Ik ben vanuit mijn functie natuurlijk erg geïnteresseerd in ICT vaardigheden van kinderen. Op diverse ouderavonden en teambijeenkomsten rondom ‘mediawijsheid’ roep ik dat kinderen voorbereid moeten worden op hun toekomst in de digitale wereld. Over 20 jaar bestaat de helft van de huidige banen niet meer, blijkt uit onderzoek, vertel ik dan. En dit onderzoek van de University of Oxford is alweer bijna 4 jaar oud!

Ondanks dat onze scholen erg goed uitgerust zijn met hardware, vind ik dat de zogenaamde 21e -eeuwse vaardigheden nog een ondergeschoven kindje zijn. En dan gaat het niet zozeer om digitale geletterdheid of de ICT-basisvaardigheden. Het bedienen van een computer of tablet is geen probleem, daar komen de leerlingen wel uit. Maar als het gaat om informatievaardigheden, Computational Thinking, (digitaal) communiceren en samenwerken dan zijn dat vaardigheden die veel minder aan bod komen in ons onderwijs.

Is dat eigenlijk wel structureel nodig?

Zou het zo zijn dat de leerlingen dit op een latere leeftijd veel sneller oppikken? Hoe hebben de (soms zeer) jonge digitale ondernemers van tegenwoordig deze vaardigheden geleerd? Je hebt de 21e eeuwse vaardigheden heel hard nodig om een goedlopende Vlog op te zetten met duizenden volgers.  Met andere woorden; is er op de basisschool van Enzo Knol 10 jaar geleden meer aandacht geschonken aan mediawijsheid en ICT -vaardigheden dan op andere basisscholen?  

Ik ben erg benieuwd hoe onze collega’s in de Verenigde Staten hiertegen aan kijken. Ik heb begrepen dat er eigenlijk nauwelijks digitaal gewerkt wordt. Is dat een bewuste keuze? Of worden er afwegingen gemaakt? Wat wordt van ouders verwacht? Kun je het gros van de vaardigheden ook offline leren? 

Dat zijn vragen waar ik graag van gedachte over wil wisselen met onderwijsmensen in de USA.

21ste vaardigheden

Het kind centraal

Komende woensdag staat er een MDO in mijn agenda. Het onderwerp is het wel of niet toekennen van een arrangement voor een van de lieve schatten op mijn school. Het kind kampt met een cognitieve uitdaging binnen ons Nederlandse onderwijssysteem en heeft extra begeleiding nodig om het te redden binnen het RBO.

Ik weet nu al dat een van de vragen van de bovenschools deskundige zal zijn of er ook al gesproken/ nagedacht is over SBO. Ja, dat is er. Door mij, leerkrachten, ouders, de PAB-er en bovenal door het kind zelf. Er zitten voor- en nadelen aan beide opties.

RBO met arrangement levert op dat dit kind in de buurt naar school kan, passend onderwijs getracht wordt te geven. Het nadeel is dat het voor de leerkracht in de klas wel behapbaar moet zijn. Hoe mooi ook de plannen op papier zijn gezet, de leerkracht heeft echt zijn handen vol aan alle kinderen met allemaal hun eigen specifieke onderwijsbehoeften. Is het reëel dit te vragen?

SBO kan meer tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van dit kind. Maar dit prachtexemplaar is zoveel meer dan een kind met een cognitieve uitdaging. Het is sociaal, gevoelig, empathisch, verbaal sterk, maar ook erg onzeker. Ik, ouders, PAB-er denken allemaal dat het SBO niet past bij het “zijn” van dit kind.

Een dilemma dus. Het ” kind centraal” zetten, dan is het RBO met toeters en bellen erbij. Maar haalbaar? Dan heb je een CES principe over “resources”, maar tot hoe ver ga je daarin? Elke letterlijke prijs? En wat als dan toch SBO een optie wordt, hoe verhoud ik me dan tot de ouders van dit kind? Ik heb tot nu toe een heel open dialoog met ze gehad, maar als ik een ander standpunt inneem, hoe “democratisch en gelijkwaardig” ben ik dan nog als gesprekspartner voor hen?

Ik ben erg benieuwd hoe er op de CES scholen vorm gegeven wordt aan onderwijskundige afstemming. Werken zij ook met arrangementen of hebben zij een andere manier om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van elk kind? En tot hoever gaan zij met de wensen van ouders mee ten opzichte van de haalbaarheid van het gevraagde aanbod? Hoe worden ouders betrokken in de te nemen beslissingen?

Terug naar komende woensdag, het MDO. Als je stopt met twijfelen, stop je met nadenken. En ik heb er over nagedacht: Ik ga vol overtuiging voor RBO met arrangement! Weet ik zeker, zonder twijfel, dat het gaat lukken? Nee, dat niet, maar ik kijk naar dit kind, zie dat het echt past bij ons op school en wil in ieder geval proberen een zo optimaal mogelijke kans te bieden. Kom maar op MDO! Ik ben er klaar voor!