#CESinActie

Het is 12-12, #POinActie dag, en ook ik staak mijn werkzaamheden als leerkracht PO omdat ik sta voor goed kwalitatief en passend onderwijs voor kind én leerkracht.

Als ik deze dinsdag wakker word, merk ik dat het al licht is!  De zon schittert in de sneeuwresten van de enorme hoeveelheid die afgelopen dagen over ons is neergedaald.  Een dag waarop de zon haar werk doet en het gevallen wit onzichtbaar sublimeert of verandert in wegsijpelend water.  Wat blijft er nog over van het landschap dat gisteren nog “ooh’s” en “aaah’s” opriep en velen naar de camera deden grijpen om vooral die momenten van verwondering vast te willen leggen?

Slecht zes weken herfst zitten er tussen die warme nazomerzon die ik op die laatste dag in Boston zo koesterde en die fel spiegelende winterzon van vandaag. Een dag waarop het onderwijs in Nederland even stil staat; een dag van reflectie.   Hoe staan we er voor met alle goede bedoelingen, hoe sta ik er voor in mijn groep 5…  waait de wind nu uit een andere hoek,  welke vlokken zijn overgewaaid uit Amerika en welke neerslag is alweer verdampt?

Relatie

Wat veel indruk op me heeft gemaakt is van de waarde van de persoonlijke relatie tussen leerkrachten en kinderen die ik in de USA gezien heb. En de gevonden herbevestiging van wat het hart van mijn vak is.  Het is ook die persoonlijke relatie die voor mijn gevoel stevig onder druk staat door gebrek aan tijd en rust voor aandacht, grote klassen, cognitieve prestatiedruk, organisatievraagstukken etc.  Hoe geef ik die in mijn eigen praktijk vorm of beter gezegd hoe versterk ik die?

Het mooiste element van mijn werkplezier is misschien wel het met kinderen een gesprek te hebben waarbij de groei en ontwikkeling voelbaar of zelfs zichtbaar is.  Dit kan net zo goed een gesprek zijn over een rekenprobleem,  een spellingscategorie als over een sociaal emotionele kwestie.  Een vervelende situatie, gemaakte fouten, frustraties over iets wat nog niet lukt, accepteren als iets moois, zowel door leerkracht als kind. Als een startpunt om van daaruit verder leren: the power of ‘yet’ (de kracht van ‘nog’).  Een vaste mindset tot een groeimindset weten te bewegen.
Aandacht voor het individu door met elk kind ’s morgens even echt hand- en oogcontact te maken bij de deur.
Maar ook echte aandacht voor het gesprek houden en mezelf dwingen echt te luisteren naar een kind.  Dat betekent ook bewuster durven kiezen: aandacht ten volle richten in plaats van jachtig verdelen. Als ik met een of enkele kinderen in gesprek ben mijn aandacht daar écht naar uit laten gaan, ook al betekent dat 25 andere kinderen op dat moment níet gecorrigeerd, gestuurd of gecontroleerd worden.  Dat is dan maar even zo. Wat ik in deze context ook heb gemerkt is dat een ‘stoplicht’ in een klaslokaal eigenlijk meer een vloek is dan een zegen. Want dat kinderen zich lang niet altijd houden aan de afspraken bij rood of oranje ‘durf’ ik na tien jaar frustratie hierover inmiddels te bekennen. Maar ik vind het wel mijn taak om als dat licht brandt hier ook consequent op te moeten toezien. Een middel tot doel verworden.  Conclusie: een rood/oranje stoplicht én een mindful leergesprek voeren kan ik niet. Succeservaring: ik gebruik het stoplicht niet en accepteer dat er ruis is in de klas als ik wél een mindful leergesprek voer.   Na mijn mentale hersenschudding in Amerika vind ik dat stoplicht in de klas eigenlijk ineens maar een belachelijk ding…
Zelf zou ik willen leren om nog minder op de praatstoel te gaan zitten en nog meer het kind willen uitdagen tot praten en daarmee dus denken.  Het leren stellen van juiste vragen die het kind uitnodigen zijn gedachten te delen. Hoe kom ik echt in contact met ook die binnenvetter die mij alleen antwoorden geeft waarvan hij/zij denkt dat ik die wil horen?  Hoe verder vragen bij “weetnietjes”…?

Community

Geïnspireerd door de communitysfeer in de bezochte scholen en klaslokalen heeft dit woord mijn hoofd de laatste weken misschien wel het meest bezig gehouden. Hoe versterk ik het groepsgevoel?  Hoe kan ik de schoolse setting in mijn eigen lokaal meer buigen in de richting van een meer natuurlijke leeromgeving zoals de ‘living-learning-rooms’ zoals ik ze op de Amerikaanse basisscholen zag?  Hoe kunnen mijn leerlingen flexibeler gebruik kunnen maken van ruimtes, meubilair, routines?  Hoe gaan we samen om met sociale (on)rust?  Hoe versterk ik het wij-gevoel als lerende groepsgemeenschap in een tijd van individualistische wensen en verwachtingen?
Een van de eerste dingen die ik na terugkomst uit Amerika ingevoerd heb is ‘de zithoek’.  Ik zag een meerwaarde in de nabijheid van de groep kinderen dichter om je heen zonder tussenliggende blokkades als tafeltjes, laatjes, etuis, linialen, blokjes, kladblokken etc.  Dus heb ik een gymbank uit de aula mijn klas in getrokken en frontaal voor het bord gezet. Als een groepsgesprek of lesmoment zich daarvoor leent verzamelen we ons in deze zithoek waarbij de leerlingen dus lekker dicht op elkaar op de bank, op de tafel, op de grond zitten.  In plaats van de leerlingen dus hun eigen space te geven,  komen we letterlijk (en figuurlijk hopelijk ook) dichter bij elkaar. Hoewel dit de eerste keren natuurlijk  onrust en machtsvertoon opleverde, zijn we nu we een aantal weken verder eigenlijk al gewend aan deze vorm.  En wat maakt het me trots op de mooie groepsgesprekken die zich in deze setting al hebben ontwikkeld.
Bij de verlengde instructies nodig ik kinderen ook uit op die bank voor het bord waarmee ik tegemoet hoop te komen aan het eigenaarschap van instructiebehoefte.
Een succes is  ‘de vraag van de dag’ die kinderen ’s ochtends bij binnenkomst op het bord beantwoorden door hun foto te slepen naar de voor hen best passende smiley.  Het resultaat kan soms een gesprekje op groeps- of individueel niveau opleveren met als insteek: ‘wat heb jij nodig om….?’  of ‘hoe kunnen wij iets voor jou betekenen’
Met de pensionering van Meneer Leo net voor de herfstvakantie stond ik voor de uitdaging om muziekonderwijs zelf vorm te gaan geven. Ik kan wel een beetje zingen, maar heb geen muzikale achtergrond en zelfs geen ervaring in het geven van muzieklessen. Bij het meemaken van de community-singalongs op CastleBridge en TNS ontroerde me dat zo dat ik dacht ‘dat wil ik ook’!  Dus… doen.  En wat je prioriteit heeft, moet je als eerste doen. Dus elke maandagochtend starten we nu de week in onze klas met een half uurtje zingen,  in de zithoek, op  een tijdstip dat ik ‘voor’ New York nooit  hiervoor zou hebben gekozen.   Mooi om deze week op twitter te lezen dat op IKC Regenboog ook al op schoolniveau met zingen de week wordt geopend!
Verder probeer ik het gebruik van werk- en leerplekken meer flexibel te organiseren. Minder frontaal, variatie in groepjes en tafelopstellingen, statafels voor kinderen met meer bewegingsbehoefte, stil lezen waar je wilt,  één eigen laatje in plaats van twee,  keuze voor een zelfgekozen plek of door de leerkracht bepaald.
Sociale problemen maken we bespreekbaar als groepsdoelen omdat die de groepsdynamiek beïnvloeden maar ook vaak in die groepsdynamiek de oplossleutel ligt. Ook sociale problemen dus accepteren als gemaakte fouten, loslaten, richten op vervolg en elkaar daarbij helpen. Sociale controle op elkaar i.p.v. het de negatieve klank van klikken te geven.  Bijvoorbeeld het samen netjes houden van het lokaal of het samen letten op grof taalgebruik door dit met bekeuringen 😉 zichtbaar te maken.
Ook ‘mindfulness’ heb ik mee terug genomen. Dat kan van te voren gepland of incidenteel. Bij teveel ‘onrust’ die een instructie of inoefening in de weg zit probeer ik beter in te spelen op de situatie. De situatie accepteren en daarop reageren!  ‘Mijn’ doel op een tweede plan en eerst hoofd en lijf weer klaar maken om te gaan leren. Dat kan door juist even te gaan bewegen, even een rondje buiten of even dansen. Maar dus ook door te oefenen met gewoon even niks doen…. Maar dan ook echt heel mindful niks doen… niet lezen, niet rommelen, niet tikken, handen leeg. Alleen rustig en diep ademhalen.  ‘Find your inward-focus ’ vertaald naar ‘vind je eigen focus’.  Soms drie minuten, soms wel een kwartier; even niks doen oefenen. Voor de één zalig, voor de ander onwennig want wat blijkt niks doen moeilijk!
Faith… is taking the first step even when you don’t see the whole staircase’  is de quote op het mooie kaartje dat ik kreeg op het moment dat ik aan de terugvlucht begon. Twee weken later mocht ik een meisje met deze prachtige naam verwelkomen in onze klas! Met warmte overgedragen door een Ces-reis-genoot.  Alsof het zo moest zijn.   Inmiddels voelt ze zich thuis in onze groep… net als ik.

Mijn leerpunt -want mijn valkuil-  is het balansvinden. Balanceren tussen tijd maken voor community processen als groepsdynamiek, welbevinden, persoonsontwikkeling enerzijds én de op individuele cognitieve-opbrengstgerichte prestatiecultuur anderzijds.  Die tweede ‘massa’ kan voor elke derde zichtbaar worden gemaakt in rangordelijke meetgegevens, waarmee deze massa gewichtiger wordt en de balans doorslaat. Ook bij mij sloeg de balans daarin zeker door en neigt dat nog steeds te doen!  Een voorbeeld van die dagelijkse druk: De effectieve contacttijd op school is eigenlijk vrij gering om allemaal alle gestelde doelen te halen. Maar het moet wél in die tijd gebeuren, voor, door en met al die leerlingen in je groep.  En wat sijpelt er voor mijn gevoel nog veel van die kostbare tijd weg  (lang moeten wachten voor er opgeruimd is, wc-gedoe, ruzietjes, de overschakelingen van pauzes naar klas, leswisselingen etc). Daar word ik zelf onrustig van want we komen al zóveel tijd tekort. Als een aantal leerlingen dan ook nog geen boodschap heeft aan allerhande stilte-signalen als hand opsteken, stopwatches of rustig afwachten,  maar hun eigen ego voorrang geeft boven het groepsproces in de vorm van doorkletsen en -spelen, spat mijn opgebouwde ergernis er toch vanaf met een stemverheffing die dírect het gewenste resultaat oplevert, maar eigenlijk vertoon van (on)macht is die ik liever niet inzet.
Kinderen voelen niet de urgentie van tijd in relatie tot de leeropbrengsten  waar ik me verantwoordelijk voor voel…. Hoe komen we daarin dichter bij elkaar?  Hoe doen ze dat ‘daar’…?     “Als iedereen door elkaar praat, leert niemand”

Leren

‘Growth’ is de missie op de Ces-scholen. Ik heb in Nederland ook  eigenlijk nog nooit een schoolmissie gezien die het tegendeel beweert.  Maar waar op de Ces-scholen het zichtbaar maken van die persoonlijke groei in praktijk wordt gebracht, zijn we in Nederland vooral bezig met Ranking The Kids.  Kinderen vergelijken met ‘het niet bestaande gemiddelde kind’  in de vorm van o-m-v-rv-g, 4 t/m 10, Vt/m I+, zodat we op elf jarige leeftijd al een goede schifting kunnen maken voor ‘VO op maat’.  Zo sneu eigenlijk voor die november-geborene waar helemaal niets ‘mis’  mee is en zich keurig ontwikkeld binnen de logistieke bandbreedte van de eigen leeftijd die bij dat gemiddelde hoort, maar die de hele basisschool ‘matig’ of ‘benedengemiddeld’ op rapporten ziet staan.  Het houdt me bezig.  Groei zichtbaar kunnen maken voor kinderen zelf én hun ouders. Daarin ligt een stevige uitdaging voor mij als ‘ontwikkelingsbegeleider’.  Maar in de huidige cultuur ook niet iets wat ik  van de een op andere dag kan veranderen. Hoe kan ik het proces, de groei, het eigenaarschap en het diepere leren toch al een klein beetje binnen de muren van mijn eigen lokaal vorm geven?

De vraag is belangrijker dan het antwoord. Een vraag zet aan tot denken, met het antwoord wordt daar vaak juist een punt achter gezet.  Als een leerling zelf een vraag stelt probeer ik nu meer te denken met welke tegenvraag dat kind het beste op weg geholpen kan worden.  Mooi om de verschillen te zien tussen de reacties van kinderen.  Terwijl de ene leerling  geprikkeld wordt door een tegenvraag, heeft een andere leerling nog veel moeite het motto ‘student as a worker, teacher as a coach’ te accepteren.  Wat een erg nuttige tegenvraag blijkt is:  waarom vraag je dat?  Of wat denk je dat ik zal antwoorden?  Waar kinderen ook erg enthousiast van worden is de opmerking:  ‘Wat een mooie onderzoeksvraag, schrijf hem maar eens op en zoek dat maar eens uit’.  Dat betekent voor mij wel dat ik daar dan ook tijd en ruimte voor moet geven en voorrang geven aan intrinsieke betrokkenheid in plaats van een door mij bedachte route.
Het assenstelsel met soorten vragen dat ik in Amerika gezien heb hangt in mijn klas en kan worden ingezet bij het bedenken én sorteren van vragen bij lessen begrijpend lezen of wereldoriëntatie. Wat voor soort vraag heb je nu?  Is het een tekstgerichte vraag of juist een onderzoeksvraag. Is het een open vraag of juist een gesloten?  Het nadenken over de vraag zelf als doel in plaats van direct naar het antwoord te zoeken.
Meer tijd en ruimte besteed ik nu aan reflectie met betrekking tot leren.  De THINK-vertaling hangt in de klas.  Onze takenkaart zet ik nu naar mijn idee nog gerichter bij het stimuleren van het  maken van bewuste keuzes.  Ook het reflecteren van kinderen op ‘wat heb ik nu geleerd’.  In de vorm van een IK-rapport probeer ik kinderen te laten reflecteren op eigen vaardigheden én ze na te laten over wat ze geleerd hebben. Al blijft dat laatste erg moeilijk en heeft het vooral op de korte termijn van die dag/week betrekking.  Ook dus meer de tijd pakken voor reflectie. Dan maar ergens een methodelesje minder.  Op lange termijn hoop ik dat ik hiermee het metacognitief bewustzijn van de leerlingen stimuleer wat wellicht ook dat methodelesje weer ten goede komt.
We werken dit jaar niet meer met werkboekjes voor wereldoriëntatie en zijn daarin zoekende. Dat geeft ook de mogelijkheden om eens wat uit te proberen hoe de leerstof te verwerken.  Zojuist gaf ik al aan dat ik ruimte probeer te scheppen voor eigen onderzoeksvragen van kinderen. Maar omdat niet alle kinderen deze motivatie en interesse hebben ‘bedien’ je niet iedereen. Een mooie werkvorm naar aanleiding van enkele lessen over winkels was een groepsopdracht om een ‘plan voor een winkelstraat’ op te zetten. Welke voorzieningen moeten er zijn?  Wat maakt jullie winkelstraat aantrekkelijk?  Waarom zou ik als ik projectontwikkelaar was voor jullie winkelstraat kiezen?   Na twee uur ‘projecttijd’ stonden er vier ontwerpen en mochten de groepjes een korte pitch houden. De betrokkenheid en het enthousiasme spatten er van af.
Bij een thema van geschiedenis over de ijzertijd en de hunebedbouwers vroeg ik kinderen om een individueel leerverslag (zoals in de ‘journals’) te maken over hetgeen we de afgelopen weken hebben opgestoken over het thema.  Waar de ene leerling twee kantjes vol schrijft aan opgedane kennis, weet een andere leerling niet meer dan twee regels op te schrijven.  Deze werkvorm dwingt tot denken, en dat is dus niet elk kind gewend want sommige kinderen reproduceren liever.  Daar ligt een taak voor mij als coach en níet als beoordelaar.  In Amerika doen ze het vrijwel dagelijks…     Schrijven als middel om gedachten te delen en te ordenen, als de sleutel tot eigenaarschap, groei en metacognitief bewustzijn.

Mijn leervraag hier ligt vooral in organisatie. Hoe creëer je ruimte voor eigenaarschap en eigen leervragen en kun je dit in een grote groep beheersbaar houden. Hoe daag je meer passieve kinderen ook uit tot leren te komen?  Hoe houd je het overzicht en kun je ervoor zorgen dat elk kind ook persoonlijk leerrendement behaalt en ‘het juiste’ leert in plaats van eigen voorkennis blijft presenteren, of alleen de plaatjes inkleurt?  Hoe kan ik het schrijven meer inzetten als middel om groei te laten zien? Hoe kan ik leren beter zichtbaar maken? . Mooi denkwerk nog te doen dus. In onze zoektocht op school naar een andere invulling van WO kan ik hier met mijn collega’s nog een mooie groei in doormaken.

Wat heb ik veel te vertellen,  geschreven…. nagedacht…..gevoeld….  ervaren.  Te delen ook, om te laten horen waar ik tegen aanloop, waar ik voor sta,  om te inspireren wie zich wil laten inspireren.  Ja, beperkt tot en beschouwd vanuit mijn eigen perspectief als groepsleerkracht met “poten in de zware klei”.  Maar mét gekregen vertrouwen op pad te mogen gaan, zelf koers te mogen bepalen én aan een klim te beginnen. En we zien wel waar we straks uitkomen, maar nu eerst even van het uitzicht gaan genieten….

Deze slideshow vereist JavaScript.

 

The day after… the day before…

Wat kijk ik terug op een bijzondere trip!  Het is maandag 30/10 en ik ben weer thuis, waar body en mind zich proberen aan te passen aan de transfer van Amerika naar Nederland.  Het voelt als een mentale hersenschudding.

Kent u de jaren ’90 reclame van KitKat nog?

Aanvankelijk begonnen aan het avontuur met enige scepsis over een bundeltje principes die zo nodig door de stichting geplant moesten worden,  gevoed door gevoelens van onmacht en gedeelde frustraties die 60.000 collega’s richting Den Haag laten wijzen.  Geërgerd door de hokjesgeest waarin alles in het basisonderwijs moet worden gepropt, gepland, gedaan,  gecontroleerd en verantwoord. Geprikkeld ook door nieuwsgierigheid, de kans te krijgen eens in een andere onderwijswereld te kunnen kijken. Vooral de zin om leren en te ervaren; wat maakt het dat al mijn voorgangers zo onder indruk terugkeerden.  Als ik mijn lasten nu eens afleg, wat kan ik dan meenemen in mijn lege rugzak.

Nu bij terugkomst ben ik erg dankbaar. Het gaat eigenlijk helemaal niet om het uitrollen van 10 principes. Het gaat om iets wat me aan het hart ligt: mooi persoonlijk en bevlogen onderwijs mogen maken. Vertrouwen op je eigen  bekwaamheid én die van je leerlingen, als lerende professionals,  als mensen.  Dankbaar voor een stichting die voor haar personeel een  voorbeeld verzorgt van onderwijs waar de kernwaarden growth, personalisation én community zijn, waar we in onze praktijk nog als eens bekneld raken in  ranking, effectivi-‘tijd’, indivualisering.

En dat dat niet alleen mij aan het hart ligt is gebleken uit de vele mooie gesprekken en reflectiemomenten die we gedurende de hele week hadden met de groep SAAM-collega’s op de formele maar vooral ook de informele momenten.  Wat staan we samen voor het zelfde: mooi onderwijs met hart, hoofd,  handen.  Die gesaamlijke energie maakt we wel wat trots; wij staan ergens voor, we mogen hiervoor opkomen,  vanuit onze eigen klas, eigen school, eigen regio.

Natuurlijk…  de setting van het onderwijs op de scholen die we hebben gezien met kleine inclusieve klassen met meerdere leerkrachten en assistenten, geen methodes – wel veel middelen, is een ideale,  in onze ogen waarbij 1 leerkracht op 30+ voorkomt.  Vergeleken met de Amerikaanse collega’s zijn wij als Nederlandse leerkrachten  allround artiesten in een met faillissement bedreigd circus: acrobaat, spreekstalmeester, clown, jongleur en dompteur in één.  Dat verdient echt een enorm applaus!  Wel  gaan we vaak zo op in onze eigen act om met de meeste ballen aan de hoogste trapeze te hangen dat we vergeten oog te hebben voor de gezichten die we mogen bedienen. Dit beseffend reduceert alle verknipte doelstellingen die we uitstrooien over onze kinderen tot maar één ‘goal’: het (mogen) creëren van een spontane lach en een wauw-ervaring voor elk kind dat de tent verlaat en daarom graag weer terugkomt.  Die insteek, die warmte, die persoonlijke benadering heeft me geraakt in Amerika. Als ik dat klein geluk zou kunnen bereiken is mijn act eigenlijk al geslaagd.   Met dit in gedachte hoop ik zelf een beter evenwicht te gaan vinden bij het balanceren op het strak gespannen koord en bij hoogtevrees het koord gewoon eens even wat lager te hangen.

Mooi voornemen, maar nu…  hoe gaat dit er uitzien?  Ik weet het nog niet. Welke to-do-list dingen kan ik in mijn praktijk gaan uitproberen en wat loopt spaak?  Morgen pak ik de draad weer op met mijn eigen klas, op mijn eigen school.  Het voelt een beetje als de eerste dag van een nieuw schooljaar; zin om de kinderen en collega’s weer te zien maar ook een beetje spannend.  Wat gaat er op me af komen als het vertrouwde ineens vraagtekens oproept?  Hoe houd ik deze flow vast binnen de drift van alledag?

De reis begint nu pas.  To be continued…

Als metafoor voor these days before & the days after:

 

Symbool van vrijheid,  onafhankelijkheid, de nieuwe wereld, autoriteit en gastvrijheid.
Haar passerend op de ferry naar Staten Island die gratis op en neer vaart.
Te ver af, om haar  echt te kunnen aanraken en in detail te kunnen zien.
Dichtbij  genoeg om een blijvende indruk te wekken én het verlangen om dichterbij te komen.   Ze trekt je blik steeds naar haar toe…
zolang ik maar als passagier aan boord blijf gaan.

 

Mijn week in beeld:

Bestand 31-10-17 09 05 37

Bestand 31-10-17 09 06 27

Bestand 31-10-17 09 06 13

Bestand 31-10-17 09 05 17

Bestand 31-10-17 09 06 03

Bestand 31-10-17 09 05 53

 

Growth Is The Mission

Oh you can do it as well…

en daar zat mr. Erik met ‘The Workerbees”: 18 students of 3/4 grade, voor zijn neus, reading out loud and teaching a text about the ‘Wampanoag Tribe.’

Now that’s what I call a challenge!! Who’s teaching who…..? Just let’s see what happens.

Een mooiere les had ik als graag in control zijnde, vandaag niet kunnen krijgen.

Ik heb in elk geval geleerd dat ik zonder voorbereiding, zonder enige voorkennis van Native American history en in een andere taal het leergesprek kon aangaan met een groep kinderen. Trots joh… als dat geen loslaten van controle en overgeven aan de situatie is…. Maar vooral: wat genieten! Wat ligt hier mijn hart.

Ik ging vandaag met de intentie om te kijken hoe ‘student as a worker, teacher as a coach’ op Mission Hill werd vormgegeven alsmede ‘learning to use your mind well’. Wat doet de leerkracht? Ik heb daarvoor de 1/2 grade van Mr Danny en 3/4 grade van Mrs. Mayra  bezocht en ook nog even een moment in 5/6 grade. In alle groepen ben ik met kinderen gesprekken gaan voeren of beter gezegd de kinderen voerden vaak gesprekken met mij.

Is er echt eigenaarschap… nee, want taken zijn veelal gewoon leerkracht gestuurd.
Leerdoelen benoemen… nee, daar zijn veel kinderen zich ook helemaal niet zo van bewust. Maar wel wat kunnen ze van groot tot klein zelf goed over hun leren, leerproces en werk vertellen, vol trots!!

Mission Hill is echt een ‘inclusive school’ waar allerlei kinderen met special needs zitten, ook gedragsmatige. Weliswaar is er ook hier weer voldoende mankracht met op elke groep van ongeveer 20 kinderen met minstens twee begeleiders. (Een invallersprobleem speelt dus ook niet want er zijn altijd genoeg mensen om dat soort situaties op te vangen.) Het is duidelijk dat vrijwel iedereen binnen de school ook rechtstreeks met de kinderen werkt.

De teachers van Mission Hill zijn echt helden. Onvoorstelbaar veel geduld, rust, toewijding en liefde laten zij zien, ondanks de challenges.

Ook hier weer duidelijk de ‘combinatieklas’ als familycommunity, met het lokaal als huiskamer inclusief achtergrondradio (ook onder werk) en schemerverlichting, waarin iedereen gegeven taken op zijn manier en eigen plek uitvoert. In de lokalen zijn afspraken en werkwijzen, en eigen doelen met de kinderen samen opgeschreven en zichtbaar. De leerkracht begeleidt kinderen, spreekt in rustige toon aan op gedrag, roept kinderen bij zich om werk te bespreken, neemt tussendoor een spontane knuffel van een kind in ontvangst, heeft tijd om mij te woord te staan en laat kinderen hun gang gaan ook als ze niet echt taakgericht verder werken. En de dimensie ‘tijd’ lijkt niet van belang als bepalende factor. Voor een werkblad waar ik bij wijze van spreken nog geen tien minuten voor zou geven krijgen ze hier een heel uur. Less is more. Ook alle kinderen dank je wel laten zeggen tegen het kind dat voor de hele klas de deur voor hen openhoudt is een prachtig voorbeeld van hoe iets kleins van grote vormende waarde kan zijn. Uitgestelde aandacht als ‘middel’… heb ik eigenlijk niet gezien. ‘You can’t control everything ‘

Vraag aan mezelf: Onze rode stoplichten, blokjes, timers etc. lijken me ineens verkrampte technieken om iets onder controle te willen houden. Zijn ze wel nodig…. In je huiskamer kom je ze ook niet tegen. Leveren ze eigenlijk wel iets op of wekt het alleen maar ergernis. Kan ik relaxter gaan reageren op spontane omstandigheden in de klas gewoon door ze te accepteren in plaats van me erdoor te laten frustreren.

As long as there is growth:

In 1/2 grade zag ik een mooi voorbeeld van growth. Een leerling was het verhaal dat hij een half jaar geleden in gr3 in woorden en tekeningen opnieuw aan het maken maar nu als gr4 leerling. Zelfde insteek dus, maar wat een vordering zichtbaar in spelling, zinsbouw, handschrift, verhaalinhoud en tekenvaardigheid. En dat allemaal zichtbaar op twee A4’tjes. Zichtbaarheid van individuele groei op zoveel vlakken… zonder te oordelen of vergelijken met een ‘gemiddelde’. Voor kind en ouder en leerkracht zichtbaar. Hier worden ze alle drie blij van. Is het dan nog belangrijk om te weten of dit kind ontwikkelt volgens ‘de norm’. ‘ Tests only show a bit of who a child is’ … ‘It’s about approaching everyone as an intellectual’ . Waarom naast het kind niet ook de ouders nog de vraag voorleggen ‘wat zou je willen dat je kind over drie maanden heeft geleerd?’ ‘A student can have one goal a year or it can be many’. ‘It’s about how the children grow as learners’.

Vraag aan mijn team: hoe kunnen wij de groei van het individuele kind zichtbaar maken?

There’s a lot of writing:

Schrijven (inward focus!) is een dagelijkse bezigheid, of het nou reflecties, journals, opstellen (prompts), essays of plans betreft. Door te schrijven ben je direct author en dus ook eigenaar!

Doen in mijn klas: meer schrijven (dus denken en reflecteren) in plaats van bijvoorbeeld taalboekopdrachten

It’s all abouth growth: ‘Mission’ of ‘Hill’ ??

It’s all about the proces

Twee dagen zijn we te gast geweest op The Neighbourhood School. De eerste dag stond in het teken van klassenbezoek, en de school. Vandaag een workshop ‘project time’ en een kringgesprek met leerkrachten van zowel TNS als Castle Bridge. Op TNS werken nog steeds veel volwassenen in vergelijking met bij ons, maar zijn de groepen met meer dan 20 leerlingen meer vergelijkbaar. Zoveel indrukken, beelden, gesprekken, emoties en ‘quotes’. Teveel om allemaal te beschrijven, zo veel om te willen delen, om te willen vasthouden… dus steekwoorden:

Mooi:

Narrative reports (een brief van de leerkracht aan het kind) en portfolio van gemaakt werk, samen met ouderkindgesprekken rond drie gespreksitems ‘pride, improvement en goals’ brengen het leren in volle breedte voldoende in beeld voor ouders, leerkrachten en kinderen. Van harde cijfers en scores voor fragmentarische onderdelen is geen sprake. Een mooie eyeopener: als er toch een soort proefwerk wordt gemaakt en een kind begrijpt een vraag niet, komt er geen rode streep maar wordt hierbij hulp geboden en erbij geschreven dat deze opdracht samen met de leerkracht is opgelost . Altijd succes dus en dezelfde informatie als de rode streep. De toets weten te relativeren tot:

‘Some children are good in… making tests, some are not’

Sterk:

The Journals (logboeken) waarin kinderen hun denken en doen met behulp van krachtige reflectievragen rapporteren is een vast onderdeel na project time. Hier wordt tijd voor reflectie genomen. Ook het opschrijven of uittekenen van het denkproces zie je bij bijvoorbeeld rekenlessen terug. Reflectie (learning to use your mind) lijkt altijd het hoofddoel.

Ontroerend:

De CommunitySing (maandelijks) op TNS: stralende kinderen, trotse ouders, genietende leerkrachten. Iedereen zingt mee. Wat een saamhorigheid, sfeer en into the moment moment: hier wil je gewoon deel van uit maken.

‘A parent is a member of the team as well’

Kritisch:

Differentiatie in instructie en verwerking is minimaal. Ook hier worden kopieerbladen boekjes voor de hele groep ingezet. Betrokkenheid van kinderen wordt niet altijd gecontroleerd of bijgestuurd. In ‘onze’ resultaatgerichte mindset lijkt de tijd niet altijd effectief ingezet.

To do:

-De vragen-as bij topics (tekst): wat een mooie verwerking van een thema of tekstonderwerp. Niet het antwoord is het doel maar de vraag zelf.
-Less is more… ook in wat ik zeg. Soms is nonverbale communicatie ook voldoende!
-Mindfullness inzetten om ook een inward focuss te leren krijgen!
-Dans/muziek/drama een vaste plek in het rooster geven

Opvallend:

De middle-school is niet echt in beeld. De school is een community on it’s own.
Er is geen sprake van een overdracht.

‘We send them our narrative reports, but we doubt if teachers read them’

Trots:

De systematiek en kwaliteit van instructie en differentiatie zijn heel hoog in óns onderwijs. Ons niveau ligt hoog! Zowel dat van de kinderen als van de professionals. Dat is iets om trots op te zijn. In gesprek met een leerkracht van CB die vroeg welke vakken wij gaven reageerde ze erg verbaasd toen ze begreep dat ik als fulltime leerkracht alles zelf doe: van rekenen tot gym.

‘Everything? Where do you learn that!’

Jeuk:

Ik heb geloof ik ontdekt waar mijn muggenbult zit: Hoe ons onderwijs is onderverdeeld in fragmentarische stukjes en doelen die allemaal stuk voor stuk gepland, uitgevoerd, gecontroleerd en verantwoord moeten worden. En dan richten we ons hierin nog vooral op de academic skills. Hier ligt het knelpunt dat tijdsdruk heet. ‘Goals’ zijn veel ruimer en breder dan de doelen (benchmarks) die wij voor elke afzonderlijke les proberen te stellen.

‘It’s not about the individual when I’m teaching maths but about the community. I’d like to think in terms of a math-community.’

Gaaf:

Projecttime zelf aan den lijve ervaren. Vanuit een woord een diversiteit aan associaties. Verwerking van dat ene woord in de vorm creativiteit, bouwen, muziek etc.

From verbal language to
-What does is it look like
-Hoe does it feel like
-How does it sound like….

Plus twee challenge questions.
En tijd voor reflectie achteraf.

Een rijke lesactiviteit met minimale voorbereiding. Less is more!

‘Pen and paper for a child can be like what a sewing machine is for you’

Help!:

Leer ik kinderen wel wat ik ze wil leren….of teach ik toch to the test…. retorische vragen? Als ik het toetsresultaatgerichte werken zou gaan los laten, en de meetbare scores van kinderen worden minder. Wat dan…. durf ik dat los te gaan laten? Krijgen kinderen en ik er iets anders voor terug? Kan het eigenlijk wel mislukken?

Het gaat niet om de antwoorden:

If we find or give conclusions to everything, we didn’t do a good job.’

Esta tierra es tu tierra

New York City…. This land is your land

Welkom, warm welkom in een zomerse stad.
Welkom, warm welkom op Castle Bridge school.

De dag begint met een community sing. Ontroerend en sfeervol.
Deels in Engels, deels in Spaans want deze school is tweetalig.
Opvallend de rust in de groep mensen. Er hoeft geen orde gehandhaafd te worden.
Er wordt niet geschreeuwd, er zijn geen kinderen die zich opvallend willen profileren.
Iedereen zingt mee met deze singalong. Het is duidelijk: esta tierra es tu tierra. Ieder kind voelt zich gehoord. Iedereen is thuis op school.

De kinderen gaan zingend en wel terug naar hun klassen voor het aanbod in vakken als maths, project time, literature, wordwork. Ook de creatieve vakken muziek, arts en gym nemen een voornaam deel van het lesrooster in beslag want dat is minstens zo belangrijk als het academische. Bij elke groep van zo’n 20 students zijn 2 leerkrachten aanwezig die worden ondersteund door assistenten, stagiaires én vrijwilligers.

Als de kinderen bij de expressie vakken zitten hebben de leerkrachten tijd om in hun bouw te vergaderen over de leerstofinhoud! Learning happens through the arts!

In de klas worden instructies gegeven waarbij de kinderen op de grond zitten bij de leraar. Ik woon een prachtige rekeninstructie bij met het doel verschil bepalen tussen bijvoorbeeld 16 en 9. Ik zie de verschillende lagen van het handelingsmodel terug. De vertalingen tussen concreet, visualatie en model worden al onderzoekend ingeoefend. De leerkracht legt zoveel expressie en mimiek in zijn lesgeven dat het bijna een groot toneelstuk lijkt. Maar hij speelt zijn rol met verve en echtheid. Toch lijkt het principe students-as-worker, teacher-as-coach in deze les geen rol te spelen, want het is vooral de leerkracht die de meeste energie uitstraalt. Ook goals apply to all students is zichtbaar, maar wel ook over dezelfde weg in een boemelwagen die heel langzaam rijdt, waardoor bij de nabespreking al kinderen afhaken, maar ook niet echt storen. Deze les was pas het begin want ‘this is what we do for the next couple of sessions’. Ik word er zelf bijna onrustig van…. Wat veel tijd voor een klein doel. Waar ligt de differentiatie, zijn kinderen wel betrokken of gedwee? Less is more….?

In project time werken kinderen aan hun project ‘ancient times’, een half jaar lang, een uur per week. Aan het eind van dat uur rapporteren ze in hun project schrift wat ze gedaan hebben. Na de maanden met opdrachten volgt een periode van werken in groepjes, waarin verschillende vakdisciplines worden uitgediept. In februari wordt afgesloten met het museum waarin leerlingen hun resultaten gaan tonen. Het zijn de leerkrachten die samen thema, task en challenges bedenken, uitzetten, aansturen en uitdagen met mooie vragen. Maar de leerkracht staat meer centraal dan ik had verwacht te gaan zien. Het onderwijs is in feite traditioneel in vakken. Maar wat maakt het dan anders?

De vrijheid die de leerkrachten nemen om hun eigen inhoud te bepalen is een mooi stuk eigenaarschap.

Mental skills aanleren wordt belangrijker geacht dan core curriculum. De leerkrachten maken hun eigen onderwijs en hoeven zich daarin niet steeds te verantwoorden. Deze vorm van trust maakt hen trots en enthousiast. Inspirerend dus…

Deze mooie quotes gehoord en wil ik (jullie niet) onthouden:

In order to get good work, you have to get good time

When we talk at the same time, no one will learn

Keep going, i like this flow

We don’t want to give them work, wé don’t want to do

We want them to be excited to be an adult

M’n vertaalcirkel…

Het is maandagochtend en het belooft een warme oudewijvenzomerdag te worden. Nu vakantie, maar mijn hoofd is nog even bezig met onderwijs want over een week ben ik er.  Op een school, mijn vertrouwde omgeving op de meeste maandagochtenden, maar dan dáár… waar alles anders is of toch ook hetzelfde?  De eerste indrukken zullen je vaak bijblijven.   Ik neem me voor om me zo bewust mogelijk te zijn van de eerste indrukken die ik over precies een week zal opdoen.

Een reguliere ‘doordeweekse’ maandagochtend verloopt meestal volgens vaste tred: Ik verwelkom bij de deur alle kinderen met een hand en zoek oogcontact.  Soms moet ik daar wel om vragen want het is niet voor alle kinderen vanzelfsprekend om iemand aan te kijken bij het geven van een hand. Sommige kinderen zijn er wat te verlegen voor andere wat te hooghartig,  de meesten kijken alweer vrolijk en guitig. Als de deur dichtgaat heb ik deze week in ieder geval élk kind even gezien.  Vervolgens wisselen we van plek in een georganiseerde chaos  zodat iedereen de komende week weer naast zijn nieuwe maatje zit.  Dan is het tijd voor de vertelkruk: kinderen krijgen de kans om hun belevingen van het weekend met hun klasgenoten te delen.  We besteden aandacht aan ons groepsklimaat, nemen de week en dag door, plannen onze weektaak en dan gaan we over tot de instructie bij  leerdoelen van die dag.  Een oefendicteetje is fijn om even weer ‘in het ritme te komen’en dan mag ik echt weer los in de rekenles!   Rekenen is mijn specialiteit en dat enthousiasme probeer ik over te brengen.  Op mijn groep, mijn Polderhof, en zelfs al aan collega’s daarbuiten.

Elke les start ik met een automatiseringsoefening die als even het kan past bij het lesdoel  dat ik gekozen heb voor die dag.   Tempo-rijtjes, MSV-spellen,  rekendrempelspelletjes,  flitssommen,  rekendictee,  bordsommen, wakuwaku, sombal,  etc.  zijn allemaal routines die ik hiervoor inzet. Eigen inbreng,  want de methode biedt hier geen soelaas.  En dat het automatiseren/memoriseren en onderhouden van het getalgebied tot 100 gewoon echt móét, daar zijn anno nu toch zelfs de meest fervente voorstanders van realistisch rekenen het over eens.

Rekenen vind ik een heerlijk vak omdat het met concrete en direct controleerbare lesdoelen zo lekker  kan gaan hangen in didactische technieken als Expliciete Directe Instructie (EDI), Handelingsmodel (ijsberg) en het Drieslagmodel om de belangrijkste te noemen.   Mijn  ‘Prowise’ is daarbij een onmisbaar hulpmiddel geworden om de lagen uit het handelingsmodel van concreet naar formeel  visueel over te kunnen laten vloeien in elkaar.   Ook eigen inbreng trouwens  want aan de bordsoftware van de methode -niet veel meer dan een ‘foto’ van de werkboeken – heb ik niets.

translationplugins
Mijn favoriete ‘eigen’ didactische middel van de laatste tijd is het werken met de vertaalcirkel  (van Ceciel Borghouts) in de vorm van een vertaalplacemat .  Wat geeft dat een mooie interactie tussen  leerlingen (onderling) en mij.  Diagnostische leergesprekken, denkwerk en differentiatie in optima forma.   Ogenschijnlijk sterke rekenaars die vast lopen omdat ze niet kunnen verbeelden wat ze doen, ogenschijnlijk zwakke rekenaars die de tools krijgen om wél rekensucces op te doen!!  Het gaat niet om de oplossing maar om het denkwerk.  Samen leren met en van elkaar. Maar wel allemaal met hetzelfde doel.  Immers  Ces-principe:  Goals apply to al students.
Gelukkig doet een methode daarin een voorzetje, maar dan nog leiden er per doel verschillende wegen naar Rome en zouden leerlingen eigenlijk instructie en verwerking moeten ontvangen aansluitend bij waar zij zitten in de hoofdlijn van rekenen en op de bij hen passende laag van het handelingsmodel.  En er zijn nogal wat doelen voor rekenen alleen al.  SLO heeft vorige maand een nieuwe publicatie uitgegeven van 159 pagina’s!! daarin de uitgewerkte tussendoelen per leerjaar, alleen al voor rekenen 1S . Een fijn naslagwerk, om eens te reflecteren of die opdrachten uit de verwerkingsstof wel echt nuttig zijn.  Maar hoe brengen we het  mooie CES-principe zo goed mogelijk in de praktijk in een groep tot wel 30 kinderen; hoe zorgen we voor een goede differentiatie in aanbod én organisatie.  Eigenlijk zou dat al per leerdoel kunnen verschillen.  Hoe brengen we daar lijn in en wat moeten we hiervan op papier zetten vooraf of achteraf?

In onze Nederlandse praktijk proberen we het principe van differentiatie te vertalen door het werken met groepsplannen  met een clustering van kinderen in: -basisinstructie, -meer instructie behoevend en  -minder instructie maar meer uitdaging behoevend.  De input zijn de laatst behaalde citoresultaten aangevuld met de professionele intuïtie van de leerkracht.   Een (dat meen ik echt) heel mooi organisatiemodel om leerlingen aan de hand te nemen,  dan wel juist de ruimte te geven. Maar niets minder, maar vooral ook niets meer dan dat. Instructiebehoefte verschilt per leerdoel per kind in samenspraak met het eigenaarschap van dit kind. Want ook die zwakke rekenaar heeft het nodig om soms een tijdje losgelaten te worden en even aan te kunnen modderen en de sterke rekenaar heeft ook wel eens een helpende hand nodig als hij van de hoogste tak gevallen is.

631062

Dit spel beheerst een bekwame leerkracht op basis van kennis en persoonlijk contact. Het is ondoenlijk om alles vast te leggen en dat moeten we niet willen. Toch is het groepsplan zijn eigen leven gaan leiden want het meeste werk aan onze groepsplannen komt altijd pas de periode dat het groepsplan gold!  Dat vind ik zó vreemd! De doorgeslagen verantwoordingsangst heeft er namelijk voor gezorgd dat groepsplannen gebruikt zijn gaan worden voor pseudoanalyses waarbij grafieken uit een al bestaand  digitaal toetsvolgsysteem voor een groot deel worden gekopieerd en geplakt en worden voorzien van uitleg en giswerk van wat achteraf mogelijk wel en geen succes (=hogere citoscore) heeft opgeleverd en wat we daarna verstandig vinden om te gaan doen.  Wat mij betreft kan mijn groepsplan worden afgesloten met:   zie output Cito-LOVS.  Op basis van toetsresultaten en (diagnostische) bevindingen van de leerkracht worden instructiebehoeftes in algemeen  en gesignaleerde specifieke onderwijsbehoeften op groeps- en individueel niveau, verwerkt in het volgende groepsplan over langere termijn en bij blokvoorbereidingen over kortere termijn.   
Onder het motto van ‘beleid op 1 A4’, dan moet toch eigenlijk ook een ‘groepsplan op 1 A4’ kunnen.  De professionaliteit en kunde van de leerkracht wordt dan weer vertrouwd en het pro-actief nadenken over het instructie- en begeleidingsaanbod wordt weer opnieuw het doel. Als niet alle overwegingen op papier hoeven te worden ‘uitgelegd’  maar de output direct vertaald wordt naar de nieuwe input, dan helpt dat ook bij vermindering van de werkdruk.  Maar eerlijk gezegd…  het lef om het zo te doen heb ik niet, want dan mag ik iets komen verantwoorden.

Wat zou ik het fijn vinden als ik als leerkracht écht dat vertrouwen kreeg.  Maar past dat wel in de huidige onderwijsorganisatie en -hiërarchie?  Zou het daarvoor misschien beter zijn om vakleerkracht rekenen te zijn en kinderen dan ook langer dan één schooljaar in hun rekenkundige ontwikkeling te mogen begeleiden? Wellicht kan er zo meer diepgang in diagnostiek en rendement uit begeleiding worden gehaald.  Of vind ik voor het basisschoolkind een rol als groepsleerkracht beter?  En hoe zou ik in mijn rol als rekencoördinator  mijn expertise nog beter kunnen inzetten als coach voor kinderen én leerkrachten?  Is er in de toekomst misschien wél geld/ruimte voor een soort RT-er 2.0, Rekencoach of een geSAAMlijke rekenspecialist?   Een goede rekenbasis zal altijd een kernvak blijven binnen het Nederlands PO, wordt weer breed erkend,  en begint bij de rekenles in de klas.

Hoe zouden ze dat  elders doen…in  -ik noem maar wat-  New York of Boston.
Welke rekendoelen houden zij aan?  Hoe zijn die onderverdeeld?  Hoe wordt dat vastgelegd?  Hoe maken zijn differentiatie mogelijk?  Wat is de input voor het clusteren van leerlingen? Welke instructietechnieken gebruiken zij?  Hoe verloopt een rekenles? Is een rekenles er ook anders dan de mijne?  Beter ook of juist niet?    Ik hoop dat ik er de kans krijg om rekenlessen te mogen bijwonen om bij terugkomst een mooi element daaruit,  te kunnen vertalen naar mijn eigen repertoire.
Afgelopen weken heb ik geprobeerd om mijn onderwijshoofd leeg te schrijven.  Maar het is er nog steeds vol van.  De reis komt dus op een mooi moment …  De Ces-Principes Personalization, Less is more… depth over coverage & Goals apply to all students zijn mijn tourguide.   Ik hoop dat deze reis me een refreshed mindset oplevert, die me helpt mijn mooie vak opnieuw tegen het licht te houden en het daarmee lichter en nog kleurrijker maakt.  En als we dan ook nog op een paar stralen IndianSummerSun  mogen rekenen…

Tot vanuit NY.
EvL  17/10/16

Update 17/10/17:
Uitgedaagd door de reacties op twitter over een groepsplan op 1A4  móést ik
zelf nog even aan de slag met dit als resultaat voor mijn huidige groep:  

Groepsplan REKENEN M5 A4 voorbeeld


Hier liggen mooie kansen…  want wat zou zo’n A4 een mooie input geven om als leerkracht (of rekencoördinator) pro-actief het gesprek aan te gaan met collega’s:
– Welke doelen stel je naast de methodedoelen nog? Om misschien wel in plaats van?
– Welke didactische gereedschappen pas je toe, heb je nodig, mis je nog?
– Welke methodieken gebruik je (naast de methode), hoe zet je ze in?
– Waaruit bestaat je (rijke) aanbod van basistaken en keuzetaken op de takenkaart?
– Hoe organiseer je  ‘de uitdaging’ voor de plusgroep.
– Wat haal je uit je toetsresultaten/analyse?  Op groeps- of, individueel niveau, trends?
– Waar liggen de aandachtspunten voor je groep?
– Welke wijzigingen in subgroepen vind je nodig?

Vooral niet op papier achteraf, maar vooraf samen in gesprek…

Jip, Janneke en Jeuk

In dezelfde aflevering van Pauw! waarin onze twee nieuwe nationale helden Jan en Thijs met ontembare strijdlust voor de zoveelste keer in Jip en Janneke taal hun boodschap duidelijk maakten, was ook een andere ‘topic’ aan de orde: jeukwoorden.  De eerste associatie die een leerkracht heeft met ‘jeuk’  zal vaak hoofdluis zijn.  Nadat juffrouw Bouma het voor mij semantiseerde werd mijn woordenschat op dat moment met een nieuw woord uitgebreid en omdat ik dit woord direct heel goed kon verankeren aan mijn netwerk van reeds gekende woorden hoefde ik geen moeite te doen om dit woord te consolideren. Bovendien is de woordleerstrategie duidelijk: kijk goed naar het woord zelf en verdeel het in gekende stukjes; woorden waar je jeuk van krijgt.  In de klas werken ‘jeukwoorden’ niet.  Zonder Jip & Janneke taal hebben we namelijk lege wisbordjes, paniek in de tent en een hele volle ‘hulpbak’.

Jeukwoorden schijnen met name te worden bedacht en gebezigd op kantoren.  En daar zijn de onderwijskantoren en de florerende aan onderwijs verwante industrieën met een winstoogmerk geen uitzondering op.  Om maar eens wat te noemen; profileren, reflecteren, 21centuryskills, standupmeetings,  duurzame inzetbaarheid, roeping,  passend onderwijs, factsheets, kernwaarden,  kernconcepten, motto’s, missies en visie…. vooral veel visie.

Hoe ironisch… ‘visie ’valt in de categorie ‘olifant’woorden,  want als niet-klankzuiver woord zullen veel kinderen tot en met groep 5 dit woord dus met twee keer een tweetekenklank schrijven: viesie of viezie.   Nu we toch met taal bezig zijn creëer ik graag een rijke leeromgeving:  weten jullie wat deze spreekwoorden betekenen:  als een olifant door de porseleinkast…  of van een mug een olifant…. Van muggen krijg je trouwens ook heel veel jeuk.    Tijd voor een energizer tussendoor:  Hoe krijg je een olifant in een koelkast….?   Niet… want dat is niet zijn comfortzone.
‘Visie’ de klas inbrengen graag! Maar dan in de vorm van vervanging van een afgeschreven digibord dat de leerkracht doet snakken naar krijtjes, om kinderen wél een verre blik op de wereld te kunnen geven.

bigstock-strong-mouse-6486693

Oke, oke, ik draaf door, want zonder mijn contaclenzen zie ik ook niet scherp. Het is daarom goed dat ik van tijd tot tijd mijn ogen even laat controleren door een deskundige die me vraagt waar ik de cirkel  het scherpst zie; op rood of groen?  Waar draait ’t om?  De allermooiste visie output vind ik dan toch wel  ‘Het Kind Centraal’.    Oh……………
die kende u al?   Dit moet toch echt vast ooit met veel Eureka-gevoel bedacht zijn op een kantoor. Op kantoor verblijven doorgaans géén kinderen!  Tenzij een kind daar door gedragsproblemen even moet worden geparkeerd voor een time-out / cooling-down  omdat dat kind ons mooie credo in de klas zelf iets té letterlijk nam. Egocentrisme blijkt namelijk een kwaliteit die veel van onze 21stcentury-kids al uitstekend beheersen.  De meeste kinderen verblijven in één klaslokaal met een stuk of 27 tegelijk. Maar hoe zet je in hemelsnaam toch 27 youngsters in dezelfde tijd en ruimte centraal???  Onder ‘centraal -staan’ versta ik één in het middelpunt en de rest daar om heen.  Net zoals de zon alle planeten in beweging houdt en in hun eigen baan laat draaien én schijnen.
Vertaling naar een mooie nieuwe visie voor kantoor is snel gemaakt toch. 😉

Iedereen die de aantrekkingskracht voelt om zo’n 27 satellietjes met elk een eigen gebruiksaanwijzing draaiende te houden,  zonder dat ze daarbij uit de baan vliegen heeft geen dure kantoortaal of mooie ópdrachten in schoolgidsen nodig. Die mens stelt zich al decennia lang élke dag,  in dienst van dat kind,  van nature de vragen:
– hoe zorg ik dat mijn groep het fijn heeft
– wat willen (we) onze kinderen leren?
– hoe doen we dat?
– hoe zie ik dat terug?
– is de dag nu alweer voorbij !?

De antwoorden weet hij of zij meestal zelf ook al. Wat hij wel nodig heeft is de brandstof om zijn passie te blijven laten vlammen,  want hij of zij is niet zelfvoorzienend.  De beste motoren komen niet ver op een lege tank.  Wat zou het fijn zijn als het kantoor dan ook een soort fuelstation zou kunnen zijn, compleet met goede coffeecorner, onder de vlag:  Wij tanken met U mee!  (let wel: wij tanken u vol  of meer kilometers voor minder geld  is in deze geen goede bedrijfspolicy).

Nog één woord waar ik eerlijk beken… tot nog niet zolang geleden jeuk van kreeg is het ‘CES-woord’… En nu zit ik hier op de site als CES-reiziger te bloggen.  Dat is nogal een contradictie.  Ik heb namelijk geen ‘CES’ nodig in mijn klas vond ik.  We zijn al een Daltonschool en aan de kapstok Verantwoordelijkheid, Zelfstandigheid, Samenwerking, Effectiviteit en Reflectie kan ik mijn prima passende jas al netjes kwijt. En ook de Ces-principes zijn dan weinig nieuws onder de zon.  En toch ga ik nu mee….   Waarom zo ver weg…..?   Dat begin ik nu ook te begrijpen: even weg uit mijn eigen beperkende mindbubble.  Vooral geïnspireerd door Polderhof- en SKBO-collega’s die me voorgingen, die in hún klassen zich dezelfde vragen stellen als ik en toch zó onder de indruk terugkwamen.  Ik word er altijd blij, trots en zelfs ontroerd van om collega’s aan het werk te mogen zien; wat zij doen, doe ik (dat) ook!?  Vanuit het hart voor hun groep bezig met het realiseren van mooi en goed onderwijs.  Het houdt je een spiegel voor van je eigen leerkrachtgedrag.  Hoe mooi de kans te krijgen om mensen 6000 km verder met dezelfde intenties te treffen. En nu zonder ironie, ik weet best dat iedereen bij SPIEKSAAMBAAS  diezelfde intenties heeft.  En dat we samen trots zijn  op dit vak!  Nog nooit heeft de trots van de leerkracht zo geklonken als in deze nationale onderwijsweek.
Laat ik het woord JEUK dan maar ook een nieuwe betekenis verlenen: Je Eigen Unieke Kracht.  “En…” zei Jip tegen Janneke: “Je mag soms best even krabben”

 

ikbenlekkerstout

EvL 17/10/08

Meneer Leo, speel eens wat voor mij? (3)

Introductie is niet nodig. Meneer Leo, wereldberoemd in Oss, Uden en omstreken.  Meneer Leo uit de krant! Onze Meneer Leo!   Een bijzondere eer viel mijn groep ten deel. De allerlaatste muziekles die Meneer Leo in zijn onderwijscarrière gaf.  Ik was erbij!!   Wat een geluksmomentje…   nog één keer fijn samen canon zingen met een klein brokje in mijn keel.

Vrijdag vieren we op gepaste wijze  de start van het pensioen van onze lievelingsmeester en lievelingscollega. Wat was het een luxe om al die jaren een half uurtje een ‘break van de week’ te hebben als meneer Leo als vakdocent het roer even overnam in de klas. Tussen rekenen, begrijpend lezen, weektaken en geschiedenis mag er eventjes worden ontspannen, bewogen, met luide stem gezongen en op tafel getrommeld. Blijmoedig en zonder gêne durven 4 tot 12 jarigen zich over te geven aan Leo’s aanstekelijke ritmes en enthousiaste bewegingen.  Allemaal vertrouwd bij Meneer Leo want acht jaar lang de constante factor  tijdens de hele basisschooltijd.  Dol op Leo en dol door Leo laat hij na de les een dolle boel achter die dan weer zo snel mogelijk terug ‘in het gareel’ moet worden gekregen voor een volgende instructie van een leerdoel dat binnenkort ‘gemeten’ gaat worden.  Want meten is weten en waar de meetresultaten onder de meetlat liggen gaan we de boel oppompen….   Waar de (na)druk toeneemt, duwt het iets anders aan de kant.   Ik hoor regelmatig collega’s zeggen dat door veranderingen in roosters en de nadruk op de cognitieve prestatievakken de zogenaamde doe-vakken er nog maar bekaaid vanaf komen. Ik zij er zelf ook een van, die regelmatig tot de conclusie komt dat het tekenen, knutselen, techniek of drama leuk staat beschreven in de schoolgids maar in de klas ondergesneeuwd raakt in de tijdsdruk die 23 uur effectief te besteden lestijd per week geeft om alles in te proppen wat wenselijk is. En ik kan u vertellen, er sneuvelt bij mij geen enkele les rekenen, spellen of begrijpend lezen. U snapt wel waarom.   Nu we bezig zijn met een pilot projectmatig werken zie ik bij ons op school zelfs dat gymlessen  beginnen te sneuvelen!   Less is more… depth over coverage?  Maar hoe we die keuze moeten maken……?    Ten koste van wat?

In het geven van rekenlessen ben ik inmiddels expert.  Ook in een begrijpend leesles kan ik de meest actuele didactische vaardigheden toepassen.   Een spellingles voorbereiden…  nee dat hoef ik niet meer. Maar die ‘doelessen’….. of het nou gym is,  techniek of handvaardigheid…. daar moet ik toch echt wél  even voor gaan zitten. Idee bedenken (of jatten van Pinterest)… spullen verzamelen (op school in het rommelhok of nog even gauw naar de Action),  materialen klaarzetten,  nadenken over de organisatie om de les zonder chaos te laten verlopen.   Oh ik kom er wel uit hoor!  Ik ben immers zo allround dat ik net zo makkelijk snotneuzen van mamamissers poets, schreeuwende kinderen kan negeren, uitstekend trends analyseer,  als dat ik een VO-advies verstrek of hondenpoep van de stoelpoten poets.   Maar voor zulke lessen staat tegenover de eigenlijke lestijd vaak een dubbele tijd aan voorpret….

Ai… die heb ik nou juist niet want ons continurooster blijkt na schooltijd  ook continu gevuld te zijn met andere zaken… dus worden deze vakken afhankelijk van het vrijwilligerswerk van de leerkracht die zo graag ook nog iets leuks wil doen met zijn klas?   Die ‘doevakken’ zijn eigenlijk allemaal een vak apart. Wat zou een ‘vak’docent wel niet kunnen betekenen die al zijn inspiratie en inzet daaraan kan besteden.  Maar met Meneer Leo verlaat Dé Vakdocent ons onderwijs.   Het voelt ergens een beetje of ik nu helemaal op eigen benen moet gaan staan.  Ik moet het echt helemaal zelf doen.  Ik ben geen vakdocent en schud het niet zo uit mijn mouw, maar ik ga  proberen er wat van te maken…..beetje drama, beetje muziek…met als enige lesdoel:  een dolle boel!!  Ik wil er zo voor gaan waken dat dat half uurtje in de week dat nu vrijkomt doordat Meneer Leo er geen patent meer op heeft wordt opgeslokt door het cognitieve prestatiemonster.  Hopelijk word ik in Amerika gesterkt in mijn voornemen om het straks na de herfstvakantie ook écht te gaan doen want dit onderwijs heeft Meneer Leo’s nodig!

Daarom Leo, zetten we jou vrijdag nog een keer in het zonnetje dat jij voor ons was!
Meneer Leo… zo ontzettend bedankt voor je tomeloze inspiratie.

Of in de lieve kinderlijke bewoording waarmee mijn groep vanmiddag meneer Leo uitzong:  ‘Houdoe en bedankt… olé olé’

Bestand 04-10-17 00 21 41

 

Een IHP’tje’ (2)

utrecht-1210_6

Een gelukkige klas = een gelukkige leraar
De werkdruk is niet langer acceptabel om mensen (groot en klein) gelukkig te laten zijn in de klas.   

Het GGZ kan de toeloop van ongelukkige mensen niet langer bolwerken.  De wachtlijsten  staan vol. Kinderen moeten maanden wachten voor een intake.  Leerkrachten moeten veel tijd investeren in het verantwoorden waarom zij ‘handelingsverlegen’ zijn zodat er een hulpvraag ligt en er een onderzoek kan worden gedaan… Meestal weet die leerkracht al best wel hoe en wat hij zou willen voor een kind, maar de papiermolen moet nou eenmaal gevuld worden.  In alle onderzoeksverslagen die ik afgelopen jaren onder ogen heb gehad heb ik zelden zo’n (copy-paste)  advies gelezen dat ik niet zelf al had bedacht.  Ze komen allemaal op hetzelfde neer; het ongelukkige kind heeft tijd, rust, aandacht en intensieve begeleiding nodig.  Maar dat geldt ook voor de kinderen zónder onderzoeken.  Daar zit ‘m de echte handelingsverlegenheid, het niet kunnen bolwerken van een bijna 30-voud aan verwachtingen en doelstellingen, die we zo graag willen bieden om kinderen gelukkig te maken. En dus hebben we…..  een ongelukkige leraar.  En wie vraagt er voor hem een capaciteitenonderzoek aan?  Laat ik dat dan  ook maar eens zelf doen.  Dan kunnen we er straks een mooi persoonlijk papieren IHP-tje van maken. Daar zijn we immers  ook al ervaringsdeskundige in.

Onderzoeksverslag capaciteitenonderzoek  

Hulpvraag:
Hoe kan ‘de leerkracht’ gelukkig zijn en blijven in de eigen klas?
We willen graag weten wat zijn capaciteiten zijn en wat we mogen verwachten?

Compenserende factoren: 
Uitstekende managementkwaliteiten. Expert in didactiek en leerlijnen PO.  Contactgericht. Intuïtief en inlevingsvermogen.  Heeft snel overzicht en kan analytisch denken. Erg gemotiveerd.  Spreekt graag voor de groep en heeft goede communicatieve vaardigheden. Sterk  verantwoordelijkheidsgevoel. Onzelfzuchtige behulpzaamheid. Veel ervaring als mediator. Vergevingsgezind.  Positief ingesteld. Neemt veel initiatief. Expressief.  Beschikt over groot potentieel aan creativiteit. Is buitengewoon inventief. Inspireert graag. Zoekt continu kansen en mogelijkheden.

Belemmerende factoren:
Tijd in relatie tot task, groepsgrootte, verwachtingen van derden, programmadruk en curriculumvulling, specifieke zorgproblematieken, moeten onderhouden van grote diversiteit aan communicatiekanalen, profileringsverwachtingen, papieren verantwoording,  prikkelbaar bij top-down mentaliteit. Verzanden in een moppercultuur en scepsis. Teveel aan compenserend potentieel dat niet kan worden benut kan frustraties opleveren. Emotionele betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel zijn een valkuil.  Kans op burn-out aanwezig.

Welke onderwijsbehoefte heeft dit kind mens?
Dit mens wil lesgeven. Hij heeft kinderen iets te vertellen.  Hij wil wat juf Pauline, Meneer Adri, Juf Mariëlle, juffrouw De Vries en Meneer Frank aan hem leerden, op zijn beurt weer up-to-date doorgeven aan de toekomst. Hij wil dat doen op de manier die hij bij de aan hem toevertrouwde  kinderen van dat moment vindt passen, zoals bij zijn didactische stijl past.  Hij wordt gelukkig van de creativiteit die hij kwijt kan in het bedenken en geven van inspirerende lessen waarin passie en didactische kunde samenkomen, waar kinderen merkbaar van profiteren ook wat betreft niet-meetbare aspecten.

Conclusies:     
Dit mens beschikt over veel kwaliteiten en hoge capaciteiten.  Hij is zeer kundig en verbaal zeer begaafd. Ook in sociale situaties beschikt hij over een goede dosis invoelendheid. Hierdoor worden aan dit mens vaak hoge verwachtingen gesteld wat betreft zijn capaciteiten. Er is echter sprake van een disharmonisch profiel omdat zijn capaciteiten op gebied van performale vaardigheden en verwerkingssnelheid niet buitengewoon zijn en bovendien sterk worden beïnvloed door externe prikkels en omgevingsfactoren. Dit levert een sterke discrepantie op tussen zijn cognitieve capaciteiten en zijn handelingsvermogen. Er wordt een sterk beroep gedaan op zijn capaciteiten (ook door hemzelf) zonder rekening te houden met zijn tekortkomingen.  Hierdoor kan een sterk gevoel van onmacht en tekortkoming ontstaan dat frustratie op levert. Ook bestaat de kans dat hij overprikkeld raakt.  Dit mens mist wil graag alle mogelijkheden binnen zijn eigen kunnen en die van zijn leerlingen benutten.  Zijn creativiteit wordt ingeperkt door logistieke en financiële beperkingen.  Tevens gaat hij gebukt onder de externe verwachtingen die worden opgelegd  door derden die veelal prestatiegericht zijn en te weinig rekening houden met zijn beperkingen of die van zijn leerlingen.  Hij heeft tijd en eigenaarschap nodig. Maar bovenal vertrouwen in zijn professionaliteit dat hij zijn uiterste best doet elk kind onder zijn hoede gelukkig te laten zijn en verder op weg te helpen.  

Adviezen:
– Maak dit kind mens eigenaar van het leerproces, laat hem het aanbod mede bepalen.

– Maak het aanbod aan dit kind door dit mens passend in tijd middels stofvermindering.
– Help dit kind mens met ondersteuning door hem een behulpzaam maatje in de klas te geven
– Ambulante begeleiding is wenselijk, liefst binnen de groep
– Zorg dat dit kind mens kan beschikken over compenserende materialen en meer tijd om zich de stof eigen te laten maken
– Werken in een kleinere groep van zo’n 20 leerlingen zal effectiever zijn
– Zorg voor een rustige werkomgeving met zo min mogelijk prikkels (Een hoofdtelefoon of werkschot zal  echter in deze situatie niet het gewenste effect opleveren)
– Voldoende tijd voor pre-teaching zal een groter rendement tijdens instructies opleveren
– Leg minder nadruk op prestaties en scores, maar observeer en geef meer directe procesgerichte feedback in plaats van achteraf
– Zorg voor een goede balans tussen inspanning en ontspanning voor dit kind mens door tijd en ruimte te geven om zijn hoofd leeg te maken of iets leuks te doen.
– Maak ruimte om zijn creatief talent te ontplooien
– Wees terughoudend met huiswerk
– Versterk het zelfvertrouwen en de motivatie door dit uit te spreken.
Less is more, depth over coverage

Nog zo’n mooi tegeltje  waarbij iedereen een zucht slaakt van hoop op verlichting….
Ja, ‘less is more’ maar more or less lukt dat nog niet zo goed. Mij niet… ons niet.
We doen ons best om met  #coderood  more  less te krijgen in het Nederlandse PO en more aandacht aan lessen en kinderen te kunnen wijden in plaats van de vele randzaken.  Maar blijkbaar zitten ze in Den Haag ook allemaal met een koptelefoon achter een concentratieschotje hun eigen keuzetaakjes in te kleuren.

Dan toch maar eens dit onderwijsland ontvluchten over de oceaan naar het land van wél onbegrensde mogelijkheden, waar je zelfs zonder verbale begaafdheid president kunt worden.  Lukt het ‘ze’ daar wel?  Daar ben ik heel nieuwsgierig naar?  Hoe geven ze dit principe daar dan vorm:

  • Wat moet echt… en wat doen we dan niet?
  • Wat is nou eigenlijk echt belangrijk?
  • Hoe worden de keuzes bepaald?
  • Ontstaan er hiaten?

Zelfs al zou ik in NY of Boston voorbeelden van antwoorden kunnen vinden op deze vragen, dan nog besef ik dat ik ze niet zal kunnen kopiëren door de omstandigheden. De omstandigheden waar we donderdag onze stem tegen zullen laten horen.  In het toneelspel is het een basisregel: “Accepteer de omstandigheden!”  Deal with it en kijk welke inzichten je er aan toe kunt voegen om een andere wending te geven aan het spel.  Of in dit geval aan míjn eigen IHP…

Vandaag was Pietje jarig in mijn groep. Pietjes passie is Turkije. In mijn lokaal hangt een Nederlands vlaggetje. Voorzichtig peilde ik pas of hij het misschien leuk zou vinden als ik op zijn verjaardag de Turkse vlag zou ophangen…..    twee handjes vlogen voor zijn mond en twee van de meest gelukkige oogjes keken me aan… ‘Echt??!!’  Dus hing vandaag de rode banier met ster en maan naast de 12 provincies, die het manneke waarschijnlijk een mooie blijvende herinnering aan groep 5 oplevert.  Bij het naar huis gaan vroeg ik of hij een leuke (verjaar)dag had gehad. Een duimpje ging omhoog: ‘het was een topdag….   en misschien krijg ik straks óók nog een Samsung Tablet’.

Er gingen vandaag in elk geval twee mensen gelukkig naar huis.    

download

 

Wat wil je later worden? (1)

Wat wil je later worden?  Hoe vaak stellen we de die vraag zelf niet aan kinderen?
In een beroepskeuzetest in de derde klas VO rolde er bij mij ‘aardrijkskunde-leraar’uit….
Ik moest er toen om lachen maar het papier had het zo slecht nog niet bedacht.

Vuilnisman… Professor….  Leraar…… Schrijver…. Sterrenkundige…. Psycholoog….Meteoroloog. In chronologische volgorde zijn het gedurende de eerste 20 jaar van mijn leven allemaal ambities geweest voor een toekomstige carrière. Op de basisschool waren Jorcho en ik samen ‘de beste van de klas’. In een volle groep 8 met 37 kinderen, daagden wij elkaar uit.  De hoogste citoscore werd dus behaald en was een fijne voorwaarde om alle kansen open te laten liggen. Toen ik 11 was begon echter de oneindigheid aan carrièremogelijkheden al wat af te brokkelen, want ik wilde persé naar ‘Het Maasland’ en niet naar het (we leven in 1987)  kakkerige TBL. Ondanks het pleidooi van mijn (geweldige) groep 8-leerkracht dat het zonde was als ik ‘maar’ naar het Atheneum zou gaan en niet naar het Gymnasium. Als elfjarige moest ik er dus goed over nadenken of ik het belang van  Grieks en Latijn voor een verdere toekomst nu al uit zou vlakken.  Ik volgde mijn hart en ging naar Het Maasland waar ik zes jaar later met een volledig Bètapakket een (ongedeeld) VWO diploma ontving. De Bèta-wetenschap lonkte!  Op weg naar…  “Drs. Van Lieverloo, kwartairgeoloog.  Gespecialiseerd in paleoklimatologisch onderzoek aan de hand van isotopen  waarvoor ik jaarlijks enkele maanden op Groenland of Antarctica verblijf.”

Dat klinkt eng.  Dat vond ik ook toen ik 22 werd en besloot om mijn hart te volgen. Tijd om een ander pad in te slaan.  (“Ga JIJ naar de Paaaabooooo????)    Mijn nieuwe beroepsmatige aanspreektitel werd vanaf dat moment  ‘meneererikMeneerErik!MENEERERIK!!!   Nu klopte het… mijn hart lag er niet om als wetenschapper van één ding heeeeeeel veel te weten, maar van veel dingen een beetje. Less is more maar juist géén depth over coverage.   In plaats van maanden afgezonderd op de Siberische toendra had ik behoefte aan een contactberoep, tussen mensen die ik kan inspireren en die mij inspireren.   Mijn talent lag erin al mijn oppervlakkige kennis en kunde te mogen delen aan fonkelnieuwe generaties door les te geven opdat die nieuwe generaties later weer een beetje meer weten dan ik. Tweemaal zo oud nadat ik een keuze moest maken tussen wel of geen latijn stond het antwoord pas vast wat.  Weer opnieuw,  zoals toen Juf Pauline van Loon me in de ‘eerste klas’ vast eens de vraag stelde: wat wil je later worden… was het antwoord toen vol trots  ‘ik ben Meester’.

We zijn ondertussen aan ‘meesterwerk’ alweer een aantal jaren ervaring en persoonlijke ontwikkeling verder en inmiddels staat het beroep onder enorme (prestatie)druk. De rook van romantiek is opgelost, de inspiratie en motivatie soms ook.  Meer dan 40000 gepassioneerde collega’s zijn het gruwelijk beu en laten dat horen de komende tijd…   de werkdruk is niet langer acceptabel om mensen (groot en klein) gelukkig te laten zijn in de klas.  Honderd jaar oud: een gelukkige klas = een gelukkige leraar.…   Verworden tot een tegeltjeswijsheid.   In Den Haag is die tegel  trouwens tijdens het stofzuigen van de muur gestoten en kapotgevallen.  Niemand had er geld voor over de scherven te lijmen dus hangt er nu maar een stoffig wandtapijt met het Wilhelmus aan die spijker….

                                                                                                                                   wordt vervolgd.

Een moeder vertelde me vorige week het volgende gesprek tussen haar en haar dochter.
dochter:  Mama doet bevallen pijn?
moeder:  Ja dat wel
dochter: Was je dan wel blij met mij?
moeder: Ja zeker,  want we wilden heel graag nog een tweede kindje!
dochter: Dan ben ik blij dat jullie dat wilden, anders had ik nu niet bij meneer Erik in de klas gezeten.

 🙂  Geluksmomentje 🙂 

EvL 17/10/01